Het trekkerstentje was de beste keuze ooit. Ik voel me gelukkig hier, met de eenvoud. Ik voel me gelukkig als ik ’s ochtends de tent open kan ritsen en vanuit mijn warme slaapzak het bos in kan kijken. Ik voel me gelukkig met het overzicht in de kleine ruimte. Ik voel me gelukkig, denkend aan de herinneringen die ik met deze tent heb gemaakt. Deze tent is echt mijn huisje; was het altijd al.

Vandaag klaagde ik tegen mijn collega Marleen over dat ik me even pauper voelde. Op woensdag werken we altijd bij haar thuis en ze heeft zo’n lange spiegel. Mijn haar is bovenop nu kortgeknipt en heeft een grauwe kleur: het mist blonde lokken van de zomer. Het is ook een beetje vettig van het constant mutsen dragen en weinig wassen. Mijn gezicht is bleek, zoals altijd in de winter, waardoor mijn wallen donkerpaars lijken. Mijn kleren zijn een soort pyjama, alles is van zachte stof. Correctie: het ís ook mijn pyjama want ik draag dit outfit dag en nacht. En dan is alles aan mijn outfit ook nog eens donker, donkergroen en zwart. De aanblik van mezelf in die lange spiegel was die van een pauper. Lelijk, viezig, lomp, saai, grauw, onverzorgd.
In de stad voel ik me ook de hele tijd vies. Ik zweet van de warme binnentemperaturen die niet lekker zijn in combinatie met al mijn laagjes kleren. Dan trek ik m’n truien uit en ziet iedereen weer dat mijn borsten los rondbungelen in mijn thermoshirt, daar ben ik me dan ook weer veel te bewust van. Ik laat moddersporen achter die uit het profiel van mijn wandelschoenen vallen en kon laatst precies mijn route van en naar het toilet in de bieb zien. Awkward.

Dan heb ik ook nog eens dreads, wat veel mensen een beetje viezig vinden. Is het niet, want ik was ze gewoon. Maar ze worden wel pluizig en dat ziet er al weer wat onverzorgder uit in vergelijking met alle gestijlde coupes van de dames in de stad. Make-up is ook onhandig in de tent, dan moet ik het er ’s avonds ook weer afhalen en dat is gedoe, en gedoe vermijd ik. Terwijl ik voorheen ’s winters altijd wel wat mascara op deed om er wat minder doods uit te zien.
In de Albert Heijn liep ik dus te zeuren tegen Marleen dat ik me pauper voelde, en dat mijn tentleven met deze kou (het vriest) ook gewoon wat meer overleven is. Ik ga niet uitgebreid koken, want dan moet ik lang stilzitten. Dus eet ik kant en klare maaltijden (pastaatje tonijn ofzo), of makkelijke gerechten (couscous met witte bonen in tomatensaus en paprika). Het belangrijkste vind ik dát ik eet, dus ik probeer mezelf geen eetregels op te leggen. Snoep, chocola, blikvoeding, kant en klaar spul, het mag allemaal. Toch voelt het wel wat minder verzorgd, echt een beetje standje overleven.

Net zoals met kleren. Ik trek nog net wel elke dag een schone onderbroek aan, maar de rest blijft hetzelfde. Ik heb wel twee broeken en twee ondertruitjes, dus die kan ik afwisselen. In de praktijk doe ik dat alleen als de één in de was zit, want omkleden is geen pretje met dit weer. Vooral ook omdat ik zo véél aan moet, zoveel laagjes. Dat kost gewoon veel moeite, en zoals ik al zei vermijd ik gedoe. Voor mijn onderbroeken heb ik een leuke oplossing bedacht: ik heb ze opengeknipt en er touwtjes aan genaaid, zodat ik mijn broek en thermolegging alleen maar even omlaag hoef te doen en dan zo mijn onderbroek vast kan knopen! En het werkt als een gek.
Ik voelde me dus zweterig, lelijk, hangerig, en vroeg me al af hoe ik de koude avond bij de tent door ging brengen met standje overleven. Toen ik echter op de fiets naar huis stapte en het bos in reed verdween dat hele paupergevoel naar de achtergrond. Op deze frisse lucht was ik gekleed. Voor deze prachtige zonsondergang woonde ik in het bos. De stilte in het bos was goddelijk en ik voelde me weer helemaal op mijn plek in donkergroene kleding, met mijn dreads en make-uploze hoofd. Bij de tent aangekomen keek ik al uit naar het in mijn slaapzak kruipen met een kruik en mijn eenvoudige maaltje maken.

Het bos is donker, maar de volle maan komt zo op. Het is koud maar ik heb het warm. Ik voel me stoer en sterk, zo in de kou in mijn minitentje. Dit is het leven waar ik voor kies, de stad in gaan hoort er ook bij, maar is niet mijn plek. Ik ben gekleed op het bos, mijn routines zijn afgestemd op de kou. In de stad is dat soms moeilijk voor te stellen en voelt het contrast soms zo groot, dat ik geen zin heb in mijn plekje.
Maar zodra ik het bos in rij voel ik me thuis. Thuis, gelukkig en dankbaar. Ik voel me capabel, mooi, en stoer. Ik leer te leven met de elementen en kan dagelijks sterren kijken. Vannacht liep er een ree bij mijn tent, en ’s ochtends drink ik een kop earl grey thee. Gemaakt op de benzinebrander, onder de den.
Liefs, Simone
P.s. Wil je reageren zonder in te loggen? Vul dan gewoon je emailadres niet in.

Plaats een reactie