Categorieën:

Mijn leven lijkt de laatste tijd wel een sprookje. En ik wil alles eraan absorberen, ten volste meemaken. Ik wil ook in dat sprookje zijn en het gevoel hebben dat alles om me heen magisch is. Want dat is het ook!

Afgelopen week stond ik op een terrein middenin het bos van de Veluwe. Een prachtig veld omgeven door douglas sparren. ’s Nachts kon je de sterrenhemel in cirkelvorm boven je hoofd zien, begrensd door aan alle kanten de silhoutten van de sparrentoppen. Overdag fietste ik het bos in om herten of zwijnen de spotten, pannenkoeken te eten, of van de mistige heide te genieten. De wolken hingen laag in het bos en mensen bleven thuis, want: regen. Soms lag ik overdag de hele dag in mijn slaapzak op een kleedje in het gras. Het waaide enorm, maar dat deerde me niet. Ik lag warm en keek naar de voorbijrazende grijze wolken en luisterde naar het ruisen van de beukenblaadjes. Ik viel zelfs eventjes in slaap en las de rest van de dag de kinderboeken die ik bij de dichtsbijzijnde bieb had gehaald. Elke dag één.

Iedere avond staken de vrijwilligers van de camping dertien olielampjes aan en hingen die overal op. Aan de poort bij de ingang, wat fijn was toen ik door een pikdonker bos naar huis rende nadat ik te lang bij een wildobservatiepost was blijven hangen. Vanuit de verte kon ik me al oriënteren op het kleine lampje midden in de duisternis – het was ook nog eens nieuwe maan – en voelde ik me welkom geheten. Normaal gesproken ben ik bang voor enge mannen in een donker bos, nu niet. Nu was ik bang voor zwijnen, hoewel ik ze ook wel wilde zien. Maar liever niet in het donker. En ik was bang voor de boswachter, die ziet je liever niet na zonsondergang door een pikdonker bos huppelen.

Ze hingen ook een olielampje in de regenhut: een houten dakje boven houten bankjes waar ik een lange avond in het donker met twee andere kampeerders zat te praten. De ene fietste al een maand door Nederland en was langzaam zijn zicht aan het verliezen, hij genoot er nog van nu het kon en samen bespraken we ongeveer elke camping die in Nederland bestaat (oh die is leuk! oh die is niks… oh ja die, daar wil ik nog heen! etc). De ander woonde in een camper, maar had eigenlijk ook net twee maanden door Scandinavië gefietst en was nu weer ‘thuis’. Nu had hij zin om een paar dagen met de tent op zijn rug te wandelen en de Veluwe door te steken. Met een zeer minimale backpack kwam hij die avond nog zijn tentje op zetten. Het olielampje hing hoog in de hut, gaf amper licht, maar hield ons gezelschap terwijl we nomaden-verhalen uitwisselden zonder elkaar aan te kunnen kijken.

Een derde lampje hing bij het paadje tussen het grote veld en het toiletgebouw. Als ik met mijn voortent open sliep, kon ik dit lampje liggend vanuit de tent zien. Toen ik ’s nachts een keer niet kon slapen liep ik op blote voeten door het natte gras met het lampje als oriëntatiepunt. Opeens schoof er wat over mijn voet, ik schrok. Een dier? Ik deed mijn zaklamp aan en daar zat een dikke, vette pad op het pad. Ik gaf hem een kusje, maar er gebeurde niks (ik zat blijkbaar in een ander sprookje). Normaal plas ik trouwens gewoon in de bosjes, maar nu had ik het idee gevat om mijn pony bij te knippen, maar ik had geen schaar. Helaas hielpen de vier olielampjes me niet bij het vinden van een schaar bij de toiletten, dus nu zit ik nog met lang haar en ben ik daar eigenlijk wel blij mee.

Vandaag vertrok ik van dat terrein, na het sprookje gisteravond afgesloten te hebben rond een vredig kampvuurtje met een paar medekampeerders. Ik keek vanochtend eens voor de slimheid op buienradar, en had precies alles in de regenhut gelegd toen de eerste spatjes vielen. Uiteindelijk moest ik toch de regen in, fietste ik een krap uurtje naar het station en regende tot op het bot nat, propte mijn fiets in de volle trein, reed op bestemming naar mijn kantoor en werkte daar de hele middag. Vanavond pakte ik weer de trein en moest ik nog een stuk door pikdonker bos fietsen. Het spatte lichtjes, het bos rook fris zo op deze late en natte herfstavond. Nu was ik banger voor mannen dan voor zwijnen, maar plots zag ik in de verte een klein, warmgeel lichtje branden. Het duurde maar en duurde maar voordat ik dichterbij kwam, het leek wel een illusie, misschien iemand die mij het mistige bos inlokte? Maar daar was ik dan, bij de lamp, met daarachter een groot huis, knus verlicht.

Ik werd ontvangen door een oude man, die met trage woorden en trage passen me mijn kamer wees. Hij droeg zwarte klompen, een ruitjesblouse, en krabde aan zijn grijze baardje. Het volgende sprookje is begonnen..

Liefs,

Simone

Ontvang een mailtje van me bij een nieuwe blog! 🍂🍃

Voeg je bij 185 andere abonnees

Plaats een reactie