Categorieën:

Vanochtend zat ik hardop scheldend op de fiets. De avond ervoor was ik compleet zeiknat geworden, en niets van mijn regenkleding was over de nacht opgedroogd. Mijn regenbroek deed ik aan, maar op de fiets werd ik woedend toen ik merkte dat hij ook boven deze schoenen eindigde en het water zo mijn sokken inliep. “Welke aartsmongool heeft deze kútregenbroeken zo kort ontworpen!?”. Ik voelde nogal veel frustratie, maarja, ik moest gewoon naar het station fietsen en had ook niet veel keus. Nat zou ik toch wel worden. Ik herinnerde me de wijze woorden van vriendin Renske die veel meditatieve retraites deed en doet in India. Iets in de trant van: de pijn is vaak het probleem niet, maar vooral het oordeel erover. Als je dingen gewoon kunt opmerken en aanvaarden brengen ze veel minder lijden dan als er allerlei vervolggedachtes bij komen kijken.

Daar dacht ik weer aan toen ik in de motregen over de heide fietste. En ook dat ik gek was om mijn energie te verspillen aan boos zijn over iets dat ik op dat moment niet kan veranderen, terwijl ik wakker was geworden in een bos en fietste door een prachtig stuk natuur! En hoe erg is nat regenen nou eigenlijk? Straks zou ik de hele dag in een warm kantoor doorbrengen. En het wordt áltijd weer een keer droog. Altijd (zelfs bij Noach). Dus eigenlijk was er ook niet echt een probleem. Bovendien, dacht ik, leer ik hier weer van voor situaties waarin het misschien het verschil maakt tussen onderkoeling en warm blijven. De les: je regenbroek moet óver je schoenen reiken.



Maar ook de les dat als het regent, je altijd nat wordt. Geen één jas of poncho of wat dan ook houdt continue regen voor een lange tijd tegen. Dus ik besefte dat het ook niet erg was dat de trui onder mijn regenjas nat werd, want daaronder droeg ik nog een trui en die zou me alsnog warm houden. Regen tegenhouden is een kwestie van laagjes, ieder laagje beschermt weer een beetje extra. Fleece werkt daarin best goed tot nu toe, maar ik weet dat wol bijvoorbeeld ook best een tijd regen tegen kan houden. En je moet zorgen dat er op een gegeven moment altijd een plek en moment is dat je je spullen kunt drogen.

Ik ben ook een beetje verwend. Want door dit transformerende fietstochtje wist ik dat een volgend fietstochtje in de regen alweer minder erg zou zijn. Juist doordat ik de weerstand opzoek met dit tentleven, creëer ik eigenlijk meer comfort in minimale omstandigheden. Ik wen aan minder luxe situaties. Natregenen op de fiets? Ach ik droog wel weer een keer. Met -7 in de tent? Ach, in de stacaravan had ik het ook zo vaak koud. Spinnen in bed? Tsja, die zitten overal. Ik merk dat hoe vaker ik die situaties meemaak, hoe minder erg ze eigenlijk worden. Je grens van comfort gaat steeds lager liggen, je hebt steeds minder nodig om je goed te voelen. En situaties die eerder walgelijk leken en waar je je kut door voelde, zijn nu dagelijkse kost. Oftewel, ik word minder afhankelijk, heb minder nodig om me goed te voelen. Minder spullen, minder geld, minder dingen waarvoor ik anderen met mogelijk slechte intenties (lees: economische grootmachten) nodig heb. En dat voelt zo goed!



Vandaag op de terugweg naar huis regende het weer. Ik was terug op het station en haalde mijn fiets op om naar het bos te gaan. Het was al donker, en de stad voelde zo knus. Veel licht, veel mensen, gezellige huizen. Ik wilde er eigenlijk nog even blijven, maar kon niet echt een goed excuus vinden dus fietste toch maar naar mijn tent. Zo werkt dat dus, als je eenmaal in de stad bent is het verleidelijk in die energie te blijven. De energie van drukte, veel doen, menselijk contact, pieken ervaren. In een natuurlijke omgeving is er niet zoveel en gaan na een tijdje je gedachtes minder dwalen en ben je meer in het hier en nu. Vanuit het stadse perspectief kan dat ook saai voelen. Bebouwde omgeving is eigenlijk meer verbonden aan het ratio, en een natuurlijke omgeving is meer verbonden aan het zijn. Dat laatste is ook wat dieren meer ervaren, denk ik. Ze ‘zijn’ gewoon, reageren op intuïtie en onderbewuste. Als we lange tijd in de natuur zijn worden we ook een beetje dier. En, dat is wel zo gezond, maar, tegelijkertijd maakt het ratio het menselijk leven ook zo mooi en rijk. Bij dat besef kan ik het stedelijk leven ook wel echt weer waarderen.

Ik sta nog een beetje met elk been in beide scenario’s, maar ik hang nog redelijk sterk naar de ratiokant. Ik merk dat ik veel droom, chaosdromen, en dat ik me regelmatig hyper en verveeld voel. Ik zoek dan prikkels, ga veel op mijn telefoon, ben dan erg naar buiten gericht. In het boek van Miriam Lancewood (een Nederlandse vrouw die in de wildernis van Nieuw-Zeeland leeft) vertelt zij ook hoe ze in de natuur compleet moest ontwennen aan de continue actie die we kennen in het leven. Het honderd dingen tegelijk doen, het productief willen zijn, waarbij ons brein op volle toeren draait. Maar dat na een tijdje ze steeds meer tot rust kwam en ook minder verlangde naar die prikkels, dat haar hoofd leger was. (Thanks Zora, voor de verwijzing naar dit boek!).



Dat zou ik wel willen ervaren. Ik verlang daar ook naar en weet ook dat het goed is: gewoon tevreden zijn met wat er is en niet zoveel nastreven. Maar stiekem voel ik nog een ‘fear of missing out’ en verlang ik naar succes, bevestiging, uniek zijn, er bovenuit stijgen. Zij het op mijn eigen manier (“kijk mij leven in de natuur”) en niet op de klassieke manier (veel geld, hoge functie). En dat is ook logisch, dat dat nog helemaal in mijn systeem zit. Ik leid nog een heel stads bestaan, ben veel online, zoek nog steeds de pieken op. De eerste stappen zijn gezet naar meer rust vinden, en vanuit daar zal ik ook steeds minder gaan verlangen naar succes. Gek is dat, enerzijds ben ik bang niet alles uit het leven te halen en anderszijds heb ik vertrouwen dat ik op een dag die angst niet meer zal hebben. Dat voelt nog gek, maar ook bevrijdend. En ook dat went.

Nu zit ik onder mijn tarp, de temperatuur is aangenaam. Ik heb net een heerlijk pastaatje gegeten, met knoflook. Ooit snapte ik niet dat mensen zoveel moeite deden om zo’n teentje pielerig in stukjes snijden, maar de afgelopen weken heb ik ontdekt hoeveel verschil het maakt. Eten zonder kruiden versus eten met kruiden en knoflook. Soms wordt er niet gekookt, maar de paar maaltjes die ik in een week bereid worden steeds lekkerder. Hier zit ik dan, in het donker met een hoofdlampje op een houten stronkje in het bos. Te koken op een benzinebrander met één pannetje. Het kost moeite, het is niet altijd iets om naar uit te kijken, maar het houdt me zo heerlijk bezig. In het bos, in het hier en nu, amen.

Ontvang een mailtje van me bij een nieuwe blog! 🍂🍃

Voeg je bij 185 andere abonnees

Geef een reactie op annette Reactie annuleren

Eén reactie op “Alles went”

  1. annette Avatar
    annette

    Ik weet niet of echt alles went, maar genieten van de kleine dingen leer je wel van deze manier van leven….

    Like