Vanuit mijn tent kijk ik over een drassig weiland uit. De harde wind waait vol naar binnen, maar dat deert niet want ik ben allang blij met deze plek. Na 20km lopen – de helft op blote voeten – had ik nog steeds geen idee waar ik de nacht door zou brengen. Het werd half zes, en waar ik eerder had bedacht van de route af te wijken, bleef ik hem nu toch maar volgen. Stress had ik nog niet, want ik had het gevoel dat er wel iets op mijn pad zou komen: letterlijk. En jahoor, een mevrouw was haar pony’s aan het voeren en merkte op dat ik met mijn tent in de hand liep: “Ga je kamperen?”. (Ik hield hem al de hele dag in mijn hand want vond m’n tas te zwaar worden). “Nou, ik zoek nog een plekje!”, antwoordde ik. “Je mag best hier staan, al zou ik niet weten wat daar leuk aan is”. Ik wel, dus zo geschiedde. 🙂

Hoge nood
Begin dit jaar begon het te kriebelen om nog meer buiten te zijn, en de beste manier daartoe is lopen, vind ik. Ik was jaloers op vriendin Zora die in april naar Engeland gaat om daar voor onbeperkte tijd te voet rond te zwerven, maar ik voelde ook nog geen behoefte zelf lange tijd het land te verlaten. Mijn zus kan elk moment bevallen, ik ben superblij met mijn flexibele baan en levensritme, en mijn leven voelt net een beetje op een rijtje allemaal. Dus ik besloot gewoon weekendjes te gaan wandelen, en dat bracht mij op het Utrechtpad.
Ik ging van start in Baarn om daar eerst met twee vriendinnen te pottenbakken. Tegen de avond liep ik naar het bos, doelbewust op een kampeerterrein af. Er was niemand te bekennen bij de receptie en het zag er allemaal een beetje troosteloos uit. Een megakampeerterrein die – nu al – wit zag van de caravans. Het regende zoals het de hele middag al had gedaan, dus de lucht was grijs. Met nog kale takken aan de bomen en gras dat wel een lentezon kan gebruiken was het niet echt een warm welkom. Ik besloot dat ik vast wel ergens op een kampeerveld mocht staan en liep het terrein op langs het toiletgebouw. Alles zat dicht, en een scanapparaatje naast de deur verklaarde dat je een pasje nodig had. En ik moest vet nodig poepen! De receptie bellen liep uit op het antwoordapparaat, maar zoals ik dingen altijd aanpak: niet panieken, gewoon verder gaan en dan dient de oplossing zich vaak vanzelf aan. En inderdaad, achterin het terrein zat een open toiletgebouw (megagroot) en mijn tentje zette ik aan de bosrand, uitkijkend op een naaldbos.

Ik sliep onrustig, want ik lag een beetje schuin en het regende veel. Mijn donzen slaapzak is fantastisch warm, maar ’s avonds duurt het vaak nog een paar uur voordat het klimaat in mijn bed echt aangenaam is en draag ik vaak dus nog veel kleren. ’s Nachts word ik dan wakker van de hitte, dus dat was ook een ding. Desalniettemin werd ik met een uitgeslapen gevoel wakker met nog steeds dat tikkende geluid op mijn tent. Wat zou ik gaan doen? Liggen tot het droog werd? Überhaupt wel wandelen vandaag? Ik herinnerde me twee weken geleden, toen Zora en ik met hetzelfde weer wakker werden op de Veluwe. Zora vond toen op de camping een gemeenschappelijke ruimte waar we de ochtend doorbrachten, en geïnspireerd op die dag stond ik op en sleepte mijn ontbijtspullen en vochtige slaapzak naar het toiletgebouw.
Ik vind dingen snel een beetje awkward, maar de laatste tijd leer ik daar meer schijt aan hebben. Ik mag ruimte innemen, en zo ook in het toiletgebouw. Dus stalde ik mijn spullen uit op één van de houten banken en consumeerde daar mijn theetje en Brinta. (Lekker met de voeten op de bank, maar dat mocht niet van een verbitterde oma die me geen goedemorgen wenste zoals ik haar, maar alvast bevelen begon uit te delen). Voordat ik mijn tas weer had gepakt inclusief zeiknatte tent was het alweer half 12 – jemig! De klok ging vannacht een uur vooruit en de regen deed alles langer duren, maar daardoor ging ik chagerijnig op weg. Nog chagerijniger werd ik toen mijn tas echt véél te zwaar aanvoelde en ik mezelf heel zielig vond omdat ik nog geen koffie op had.

Jeugdsentiment
Na tien minuten lopen haalde ik mijn tent al uit de tas om de rest van de tocht in mijn hand te houden, en beloofde ik mezelf een koffie verkeerd bij het eerstvolgende restaurant. Lage Vuursche is een knus dorp middenin een prachtig bos en je hebt een beetje het gevoel dat je in de Efteling rondwandelt. Ik ben dichtbij dit dorp opgegroeid, en ging in mijn tussenjaar in één van de pannenkoekenhuizen werken (het dorp is nauwelijks meer dan 1 straat groot maar erg ingesteld op toerisme dus het is een en al horeca). Wel werkte ik in het beste pannenkoekenrestaurant, die met rood-wit geblokte gordijntjes en tafelzeilen en met een menukaart die nooit verandert.
Ik was 17 toen ik er een paar maanden full-time werkte en dat was heel intens. Je had heel veel tafels onder je vleugels en in zulke restaurants is de doorstroom heel snel. Ik herinner me een moment dat er pannenkoeken klaarstonden om weg te brengen. Er mensen bij me wilden afrekenen. Twee tafels meteen opnieuw bezet werden die nog niet afgeruimd waren. Er nog een paar tafels op moesten nemen. Uit pure wanhoop ben ik toen op de wc gaan zitten, ik heb nog lang last gehad van stressdromen over dit soort momenten. Maar, het was een geweldige baan. Juist omdat je je longen uit je lijf rende was je enorm voldaan ’s avonds (en je mocht je fooi houden). Thuis ging ik wel eens strategische lijstjes maken: als alles tegelijk gebeurt, wat doe ik dan eerst? Na het werk dronken we vaak een witbiertje op het terras, soms met de Poolse kok waar ik verliefd op was (en hij op mij maar ik had een vriendje). Nu dronk ik hier koffie. Twee zelfs, en ik vraag steeds om extra suiker. Die stop ik dan als niemand kijkt in mijn tas, voor in de Brinta ’s ochtends. Ik ben altijd bang dat mensen het ontdekken, omdat ik om extra suiker vraag maar er nooit een leeg suikerzakje terug naar de keuken gaat, haha. Maar ik denk niet dat veel mensen zich daar erg druk om maken.

Stinkvoeten
Ik voelde me als herboren, en vertrok snel weer. Hoewel ik interessante filmpjes aan het kijken was over hoe je het beste kunt lopen met barefootschoenen (en überhaupt, maar barefoot schoenen vereisen het) zag ik dat er al een wachtrij ontstaan was in het restaurant en ik kan daar niet zo goed tegen. Daarnaast had ik nog nauwelijks 3km in de benen, dus tijd om nu écht van start te gaan. Buiten werd ik alweer helemaal gelukkig van de geel-rode markering overal. Het is zo heerlijk om een leidraad te hebben, en in gedachten trok ik dat metaforisch door naar het leven.
Iedereen zoekt misschien wel een leidraad, en zo’n wandeltocht is eigenlijk een hele duidelijke leidraad. Je hebt een doel: voortbewegen. En waarheen je gaat wordt bepaald. Maar hoe snel je gaat, waar je pauzeert, waar je slaapt, wie je ontmoet, dat is allemaal veranderlijk. De vaste factor van de route geeft een beperking waardoor er juist meer ruimte is voor spontaniteit op de andere aspecten. Net zoals je met kunst maken juist creatief moet zijn als je beperkingen hebt. Als je maar twee kleuren hebt, is het de kunst daar toch wat moois van te brouwen. Als je alle soorten verf en kleuren en kwasten en doeken hebt, weet je niet waar je moet beginnen en doe je misschien wel niets. Beperkingen creëren juist mogelijkheden.
Eigenlijk wilde ik al snel meer eten voor een lichtere tas, maar ik had nog geen honger. Toen ik eenmaal wél honger had, vond ik maar geen bankje. Toch loonde mijn geduld, want ik vond een prachtige pauzeplek aan de Hoorneboegse hei. Daar at ik ontbijtkoek met veel te veel roomboter (waarom had ik een half blok roomboter mee??) en dronk mijn thee op. Even verderop kwam ik langs een koffiekar en mocht ik mijn thermoskan opnieuw vullen met heet water. Dat was fijn, want ik had mijn waterfles niet gevuld voor lichter gewicht, maar zag ook weinig faciliteiten op de route.

Meerdere koffiedrinkers vroegen daar naar mijn schoenen. Ik draag Vibram Fivefingers, met van die losse tenen. Toen ik ze kocht dacht ik dat ik dik voor lul zou staan, maar het is inmiddels wel iets bekender en er wordt minder raar naar gekeken dan een paar jaar geleden. Mensen zijn vooral nieuwsgierig en dit is wat ik ze vertel: ja, ze lopen fantastisch. Ik support het barefootconcept voor 100%. Je voeten worden alleen binnen de kortste keren zeiknat, ook als het niet regent. Het vocht komt namelijk vanaf de grond je schoenen in. Gevolg: ik loop altijd met natte voeten, want drogen doen die dingen ook niet snel. Lopend voel je daar niet veel van, maar als je stil zit koelen je voeten snel af en ’s avonds heb je gerimpelde pootjes. De sokken zijn van acryl en gaan door het natte echt next level stinken. Die leg ik dan in de voortent maar ruik ik de hele nacht nog. Mijn schoenen ruiken er inmiddels ook naar en ik durf eigenlijk geen binnenruimte te betreden met die stank om me heen! Helemaal gek word ik ervan.
Wat ik dan voor schoenen wil weet ik nog niet. In de zomer ga ik denk ik voor sandalen, voor de winter kijk in het najaar wel weer. Misschien van die barefoot hikeschoenen, maar ’t is allemaal zo duur! En aangezien ik nog niet weet wat wel en wat niet goed werkt, vind ik het zonde om steeds voor €200 te experimenteren. Dus ik wacht Zora’s oordeel af, die in Engeland op barefoot wandelschoenen gaat lopen (waar ik benieuwd naar ben: waterdichtheid, warmte, hoe snel droog na nat worden, hoe dichtbij de blote-voetenervaring). We hebben al wel geconcludeerd: geen een schoen is perfect voor alle situaties en omstandigheden. Dus het is of die imperfectie accepteren, of meerdere schoenen bezitten, haha.

Winderig waterland
Vandaag had ik in ieder geval als tussenoplossing besloten zonder zeiknatte stinksokken te lopen, maar na de lunchpauze voelde ik het steeds meer schuren op één plekje. Na een paar kilometer langs het Tienhovens kanaal en een leuk kletspraatje met Lowa-dragende gepensioneerden die heel enthousiast waren over mijn tocht en levensstijl, trok ik de stoute schoenen aan, of eigenlijk: trok ik mijn stoute schoenen uit. Ik had wel een extra paar casual barefootschoentjes mee (waarom ook echt), maar waarom niet gewoon blootvoets?! De rest van de route zou langs het kanaal lopen met een zachte grasberm in het midden van een betonnen karrenspoor. Nu kreeg ik wél rare blikken, en af en toe een vraag: “is dat niet koud?”.
Halverwege deze mooie, maar robuuste route – ik vind open landschap altijd wat intimiderend, vooral met harde wind – vond ik een bankje. Dat kwam goed uit, want ik liep nog steeds met een doorweekte tent rond. Ik bond hem provisorisch vast aan de bank zodat hij niet de Loosdrechtseplassen op zou waaien, en hield hem aan de punten vast zodat de wind hem stevig te pakken zou krijgen. Dit vonden mensen ook interessant. Een leuke jonge vent stopte met zijn fiets en vroeg nieuwsgierig naar mijn tocht. Hij woonde zelf in een caravan in de buurt, uit idealistische overwegingen. Hij was meer een fietser dan een wandelaar en had in januari een maand door Kenia gefietst, zo cool (het is al heel lang mijn droom om een lange tocht door een Afrikaans land te maken, maar hoe en wat en wanneer weet ik nog niet)! Samen brainstormden we over een kampeerplek voor mij voor die avond. Andere voorbijgangers mengden zich ook in het gesprek en wezen me op de aanwezigheid van een soort terrein dat bij de scouting hoorde, waar een soort groepsaccommodatie op stond. Dat leek me nou echt een geschikte plek, ik moest dan alleen wel van de route afwijken.

Nog steeds op blote voeten zette ik mijn tocht langs het kanaal voort. Ik begon de wind een beetje moe te worden dus deed mijn oortjes in om deel 3 van De Stam van de Holenbeer, ingesproken door Dieuwertje blok, te luisteren in de Online Bieb app. Dit zijn prachtige boeken over een vrouw in de prehistorie, met alle gebruiken en vaardigheden tot in detail beschreven (leer bewerken, medicinale kruiden, sjamanistische rituelen, etc). Taaie stof om te lezen, maar perfect om te luisteren tijdens lange tochten door de natuur. Ik doe dan ook maanden over die boeken, want ik luister ze alleen als ik hele dagen wandel. Ayla, de hoofdpersoon, is mijn inspiratiebron ten top. Ze overleeft jaren in haar eentje in een grot en brengt een klein paard en kleine wolf groot. Klinkt heel romantisch allemaal, maar de keiharde werkelijkheid wordt ook beschreven en hoe ze het ternauwernood overleeft door hard werken en afstemmen op haar omgeving.
Hoewel het scouting terrein ‘immer geradeaus’ was, was het nog wel 7 km lopen. Dat had ik niet verwacht, ik dacht in één keer daar heen te banjeren om mijn tent op te zetten, maar mijn knorrende maag kon niet nog een uur wachten (ik dacht er over 20 minuten al te zullen zijn, tot ik de route bekeek in maps). Na wat nootjes met een prachtige uitzicht en met inmiddels koude teentjes, zette ik de tocht weer voort. Op het punt dat ik af zou wijken van de route keek ik voor me uit. Links, de route volgend, zou ik een schattig dorpje inlopen. Rechtdoor, richting het scoutingterrein waarvan ik niet eens wist of ik er wel echt kon staan, een fietspad langs een autoweg voor nog maar liefst 4km. Ik had er geen zin in, wilde gewoon op de route blijven. En ik vertrouw graag op mijn gevoel, vooral met richting bepalen. Dus liep ik het dorp in, inmiddels was het half zes. Het grappige is, ik had ergens wel het vertrouwen dat het goed zou komen. Met een tent kan je in principe overal staan. Daarnaast was ik dichtbij Utrecht, ik kon altijd de bus naar een vriendin pakken. Maar dat was niet nodig. Na tien minuten liep een klein paadje het dorp weer uit, en was iemand haar pony’s aan het voeren. En de rest weet je!

Het meest gastvrije dorp van NL?
Een andere dorpsbewoonster in een felrode jas liep voorbij met haar hond en ving ons gesprek op. Ze was net zo enthousiast als ik over het feit dat ik daar mijn tent op zou zetten. Dat laatste was nog een uitdaging met harde windstoten over het open veld. Ik vreesde voor een rusteloze nacht, maar zette de punt van mijn tent in ieder geval in de windrichting, zodat mijn huisje niet van opzij helemaal platgeblazen zou worden. Koud en verveeld zat ik toen om zes uur al in de tent. Wat zou ik de hele avond doen? Ik begon maar met eten, gewoon een bol mozzarella want die ochtend had ik mijn gasblikje opgemaakt. Het was best lekker, maar de verleiding van het dorpscafé waar ik langsgekomen was bleef groeien.
Dus al snel kroop ik de tent uit en rende de warmte tegemoet. Ik liep onzeker naar binnen. Ik vind dorpscafés altijd een beetje ongemakkelijk, je valt zo op als vreemdeling. Tegen verwachting in werd ik juist hartelijk ontvangen. Of ik boerenkool stamppot wilde? Wat ik aan het doen was? Of ik het niet eng vond allemaal? Of het niet te koud was voor kamperen? Binnen de korste keren was ik omringd door vier lieve dames die me de hemd van het lijf vroegen. De eigenaresse van het café was laaiend enthousiast en begreep ook meteen waarom ik het deed. Grappig, juist in een klein dorp, in een café, verwacht ik onbegrip voor mijn levensstijl. Maar deze vrouwen vonden het inspirerend en wensten dat ze het zelf durfden.
Na een vullend maaltje, een grote boodschap, mijn waterfles gevuld met warm water (als kruik) en het telefoonnummer van de eigenaresse voor geval van nood, vertrok ik warm en voldaan naar mijn tent. De avond had onverwachts een fantastische wending gekregen en tevreden en warm ging ik slapen. De wind bleef gelukkig rustig, maar de weidevogels hadden flink de lente in hun bol. ’s Ochtends ontwaakte ik geleidelijk met het geluid van eenden, kievitten, en andere mysterieuze vogels om me heen. De zon stond prachtig aan de horizon van dorpshuisjes en dat beloofde een droge tent in de tas. Terwijl ik de nieuwsgierige pony’s groette, zag ik dezelfde mevrouw in de rode jas van gister met haar hond. Ze was blij me levend te zien en riep vanaf de overkant van de sloot “zin in een kopje koffie?”. Nog voor de donkere wolk zijn sneeuwvlokken over de weide drapeerde, zat ik heerlijk aan de keukentafel in een van de huizen van dit gastvrije dorp.
Liefs, Simone

Geef een reactie op Zora Reactie annuleren