Oh, de dagen dat de zon schijnt. Dat ik mijn tent droog ik kan pakken en in de warme ochtendstralen mijn bakkie koffie drink. Dat mijn kilometers elke vijf minuten worden onderbroken door de verse blaadjes die ik overal in de bermen zie en wil plukken. Dat ik lange lunchpauzes houd, liggend in het gras terwijl ik mijn boek lees. Dat mijn gezicht aan het einde van de dag vol sproeten zit. Op die dagen wil ik niets anders van het leven dan buiten zijn en fietsen. Deze woorden klonken door mijn hoofd terwijl ik daslook plukte aan de kant van een rustig weggetje:
Dit is de enige manier waarop ik kan leven
Het blijft gewoon een feit
Zwerver voor altijd

Rollen en lopen
Twee dagen nadat ik op de fiets stap vanaf de boerderij waar ik tweeënhalve week heb gezeten moet ik de tocht alweer staken. Hoewel het weer prachtig is, de landschappen waanzinnig mooi (ik probeerde hier nieuwe termen voor te bedenken: Buitenstondig mooi! Uitdravend mooi! Grootsmachtig mooi!) is mijn fiets niet opeens gerepareerd na twee weken stilstand, wat ik nogal raar vind. Geintje, ik heb er eens met de man van het busje naar gekeken die mechanicus is en de conclusie was: nieuwe trapas, nieuwe ketting, nieuw tandwiel voor. Ik kon het bestellen en hij erop zetten, maar toen ik genoeg motivatie had verzameld om m’n trappers eraf te schroeven bleek ik een speciaal gereedschap nodig te hebben. En toen had ik er al geen zin meer in en werd het ook te laat om nog te bestellen. Wat dom was, want het probleem werd erger bij vertrek dan het bij aankomst was. Mijn ketting vloog er al bij een beetje druk af, oftewel: elke lichte glooiing in het landschap moest ik de afgelopen 120 kilometer lopend op. Wat een pret.
Een oefening in traagheid, noemde ik het. Zolang mijn fiets kan rollen is er geen écht probleem, want ik kom nog steeds vooruit. Maar echt fietsen heb ik niet gedaan: berg af rollen en berg op lopen (en bergen waren er!). ‘Je hebt geen haast, meissie’, sprak ik mezelf bemoedigend toe als ik wéér af moest stappen. En van de gelegenheid gebruikmakend plukte ik dan ook maar mijn avondmaaltje bij elkaar uit de bermen, die in twee weken tijd opeens barstten van het groen.


Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel
Dit gezegde bestaat ook in het Frans en Engels, blijkt, maar dan zonder het tafelgedeelte. Die het juist een extra twist geeft vind ik: dansen is gezellig, maar op tafel is echt stóut. Met de Franse meid hadden we mijn laatste week op de boerderij het huis voor onszelf, omdat de hosts op reis gingen. De hele week ervoor hadden we al gekwijld op alle chocola die we in het weekend in de stad zouden kopen en ik had zelfs een paniekdroom dat ik thuiskwam van boodschappen doen en de chocola was vergeten. Ohja, dit had ik al in mijn vorige blog verteld bedenk ik me nu, maar is toch het tweemaal noemen waard want gevroten hebben we! Inmiddels waren we al zo comfortabel in elkaars gezelschap dat scheten laten ook gewoon een publieke aangelegenheid werd net als bankhangen en laat opstaan. Halverwege de week kwam het vegan stelletje terug met hun busje en trof twee pubers aan die gelukkig wel gewoon netjes de vaat hadden bijgehouden en zelfs ook braaf aan het werk waren gegaan.
Nog meer rododendron kappen, hout zagen, pitrus uitgraven, en met de kano de zee op om zeewier te plukken. Hilariteit als het dan keihard ging regenen. ’s Avonds kookten de meesterkoks een vegan maaltijd waar je u tegen zegt, dronken we appelcider of Guinness en hadden de slappe lach over hypothetische situaties of tijdens het spelen van Dixit (lievelingsspel, extra leuk als je als omschrijving één van de spelers doet en kijkt wat iedereen neerlegt).


Maar ik werd ook lamlendig van het huisleven. Nu de katten van huis waren vond ik het moeilijk mezelf te motiveren en op vrije dagen was ik na breien, lezen, brandnetelsoep maken en wandelen ook wel weer klaar met de dag. Fietsen moet ik, dacht ik bij mezelf. Gewoon als doel vooruitkomen en ondertussen buiten zijn en je druk maken om wat je gaat eten en waar je gaat slapen. Dus toen vrijdag de zon scheen was ik maar wát blij om met al m’n spulletjes weer op pad te zijn! Op naar de Highlands, voordat daar de midgetplaag zal beginnen (kleine mugjes die echt in wolken op je af komen, ondragelijk om midzomer in de Highlands door te brengen). In het Oosten schijnt het minder een probleem te zijn, dus ik heb twee maanden de tijd om daar te arriveren.
Dat gaat op dit loop-rol-tempo niet erg vlot, dus prioriteit is nu mijn fiets laten maken. Een eenmanszaakje in Oban wilde me na het weekend wel helpen, dus daar heb ik nu twee nachtjes in een hostel geboekt. Ik hou niet erg van de auto’s en toeristen en massaconsumptie van steden, maar ’t is even zo. Eerst m’n fietsje, dan de rest.

Buitenleven
Met het zonnige weer van de afgelopen dagen is het buitenleven echt een droom die uitkomt. Ik zou zo dágen door kunnen brengen zonder ook maar een binnenplek nodig te hebben. Wildkamperen gaat hier goed, er zijn in natuurgebieden vaak parkeerplaatsjes waar vanuit je wandelingen kunt maken en dat is de perfecte kampeerplek. Er staan vaak picknickbanken, er is vlak gras, het is in een natuurgebied, maar het is ook gewoon zichtbaar zodat je niet stiekem hoeft te doen. Het enige is dat het soms wat dichtbij de weg is, maar echt drukke wegen zijn dat meestal niet.
Het kamperen op die parkeerplaatsjes is ook echt een oefening in vertrouwen, en ook een kwestie van een risicootje durven nemen. De kans dat ik word verkracht terwijl ik in mijn tent lig is nihil en ik heb mezelf een beetje aangeleerd wat agressiever te denken in plaats van de hulpeloze houding aan te nemen. De eerste avond lag ik tevreden in mijn tentje te lezen met de voortent open – aan het wandelpad want dat kwam even goed uit met de helling en de wind – en liep er een man vlak langs in joggingpak met zijn kleine pitbull hondje. Vanuit mijn tent zei ik hem gewoon goedendag, beetje random voelde het wel. Hij maakte nog een rondje en ik zei weer hallo en toen maakten we gewoon een praatje terwijl de hond aan mijn gezicht kwam snuffelen. Prima kerel en leuk gesprek, maar wel een gekke situatie haha! Later dacht ik nog: ja maar wat als hij nu besluit terug te keren en me wel wat aan te doen? Maar het heeft geen nut om dat scenario uit te denken. Ik moet er gewoon op vertrouwen dat hij een prima mens is, veel anders kan ik niet.


Lente!
Och, ik wil zoveel delen. Hoe schattig de lammetjes zijn, ook al vreet het overschot aan schapen hele landschappen kaal. Hoe de bomen opeens in blad staan, gewone esdoorn (hier: sycamore) en beuk als eerst. Hoe ziek ziek ziek ziek mooi de bergen zijn die het achtergrond decor vormen met hun sneeuwtoppen. Hoeveel zin ik heb de Noordelijke kust van Schotland te bereiken. Hoe lief tegenliggers in auto’s of op fietsen altijd zwaaien. Hoe heerlijk stromende rivieren vol keien zijn. Maar vooral: hoe het wildplukseizoen is begonnen.
Ik heb twee plukzakjes: één voor theekruiden, en één voor groentes. Eigenlijk zou ik een derde nodig hebben voor salade, zodat ik brandnetels (even bakken of koken) en paardenbloemblad (kan prima rauw) niet met blote handen uit elkaar hoef te halen. Aangevuld met zelfgebakte chapatis in mijn minipannetje, met een laagje humus erop waar bovenop de groentes gaan heb ik nauwelijks verse boodschappen nodig. Of gevijzeld tot pesto met behulp van een steen uit een rivier, op een oatcake plus een plakje kaas heb ik de beste lunch ooit. Als dat niet natuurverbinding is weet ik het ook niet meer.
Op de boerderij lag een boek van Julie Bruton-Seal ‘Hedgerow medicine’. Over alle kruiden die je in de berm kunt vinden en hoe je ze medicinaal kunt gebruiken. Ik heb het hele boek van A tot Z uitgelezen en leerde weer zoveel dingen, of haalde kennis op die ik weer was vergeten. Haar andere boeken lijken me ook geniaal en ik twijfel om ze in pdf te downloaden voor op mijn telefoon. Met de jaren leer ik zo steeds meer plantjes en kan ik vooral in dit seizoen mijn verse groentes zo uit de natuur halen.
In de thee: paardenbloem, kleefkruid, framboosblad, brandnetel, braamblad, watermunt
In de salade: paardenbloemblad, zeesla (wier), veldzuring, paardenbloem, gaspeldoornbloem, meidoornblad, waterkers (aangevuld met komkommer en pompoenpitjes)
In de groentenmix of als pesto: paardenbloemblad, veldzuring, brandnetel, kleefkruid, zevenblad, daslook
In de soep: brandnetel, veldzuring, daslook (aangevuld met aardappel, zout, tijm, scheutje havermelk)



Je ne snurk pas
Nu deel ik de naar zweet ruikende hostelkamer met twee wat oudere dames. Het hostel heeft een kleurrijke inrichting en behalve wij drie zitten er wat jongeren die hun onzekerheid compenseren met harde muziek en hipstermode, en een oudere man die de hele avond vanuit dezelfde stoel de anderen bekijkt, zoals oudere mannen ook wel kunnen doen in een bar met een biertje in hun hand. Ik heb wel respect voor zijn mindfulness (heb hem geen één keer op een telefoon ofzo zien kijken). Voor de Franse vrouw uit mijn kamer ben ik een beetje bang. Ze doet zo gemaakt opgewekt en maakt grappen die ik niet snap. Ze vroeg of wij snurkten en zei er toen heel lacherig achteraan dat zij dat ook niet deed, maar natuurlijk deed ze dat wel. De Amerikaanse vrouw van in de zeventig die net de West Highland Way in de regen heeft gelopen (!) en 14 kleinkinderen heeft (!) lag al vroeg op bed en ik sloot me daarbij aan en we kletsten wat. Toen de Franse binnenkwam leek het alsof we een soort onuitgesproken pact hadden: niet praten want dan zul je het krijgen.
Het spijt me dat ik nu niet lekker in mijn tentje zit met dit weer! Het voordeel is wel dat ik hier een uitgebreide keuken heb met blender en pannen, dus gister maakte ik een heerlijke brandnetelsoep en vandaag wil ik paardenbloemenjam of -siroop gaan maken. Maar eerst de fiets.
Kus! 😘


Geef een reactie op Elly Reactie annuleren