Als ik avonturen onderneem heb ik een – weliswaar vage – regel. Niet teveel uitdagingen tegelijk, want dan wordt het te heftig. Wat teveel dan precies is weet alleen ik, in het moment. En uitdaging, dat zou ik krijgen..

De uitdagingen op deze tocht waren de omgeving vol met grote roofdieren (zwarte beer, cougar, wolf); voor vijf dagen voedsel mee; in mijn eentje wildkamperen; en dit allemaal al menstruerende. Daarom besloot ik niet óók nog een hele zware route te doen qua hoogtemeters, niet te lang weg te gaan en ook niet een route in the middle of nowhere, waar ik niet halverwege zou kunnen besluiten ermee te kappen. Gelukkig was het ook moeilijk goed weer, dus had ik ook niet de uitdaging van regen en kou. Sterker nog, ik nam niet eens een trui mee!

Ik had ook even heel veel zin in een avontuur in mijn eentje. Hoewel wandelen met Ted fantastisch is, geeft een solotocht een heel ander soort kick. Je moet het dan écht zelf doen, maar het voordeel is dat je ook zelf alles bepaalt. Wanneer je stopt, wat je eet en hoe laat je slaapt. We hadden allebei ook nog niet helemaal het gevoel geland te zijn op het eiland, zelfs na vier weken voelde het voor ons beide nog surreëel aan. Ted zei al: “als je in je eentje bent beleef je alles veel intenser”. True story. Dus deden we dat.

Ik had al een week van tevoren een paklijst gemaakt, want ik had er veel zin in. Voor de route koos ik het eerste en meest zuidelijke deel (80km) van een tocht die over het hele eiland loopt, 800km lang. Hoe meer je naar het Noorden gaat, hoe afgelegener het wordt. Dat leek Ted juist weer fantastisch, dus die pakte allerlei bussen om de ruige wildernis te bereiken. Ik werd gewoon afgezet door mijn zus nadat we nog uitgebreid lunchten in een veel te chique café. Hebben we van onze moeder, die houdt ook zo van cafeetjes, vooral tijdens wandeltochten!

Zondag

Het werd al snel duidelijk dat ik het pad deelde met fietsers en dat mijn hele route eigenlijk ook een fietspad was, hoewel er maar weinig volk was. De eerste fietser die mij tegemoet kwam schreeuwde waarschuwend: “bear in ten kilometers!” en nadat hij me al gepasseerd was: “or maybe five!”. Of het nou vijf of tien was, eer ik daar zou zijn was die beer daar echt niet meer. Maar het zette me wel op scherp en ik begon hard te zingen.

Toen mijn inspiratie op was pakte ik het Lord of the Rings boekje erbij die ik die week ervoor nog gescoord had in een lokale kringloop en ging hardop de gedichten voorlezen. Het was wel toepasselijk, want ik voelde me constant zo gelukszalig van de onbekendheid van wat er ging komen. Wat ligt er achter die bocht? Waar slaap ik vanavond? Wat ga ik allemaal zien? Hoe gaat het pad zijn?

A Walking Song

Upon the hearth the fire is red
Beneath the roof there is a bed
But not yet weary are our feet
Still round the corner we may meet
A sudden tree or standing stone
That none have seen but we alone
Tree and flower and leaf and grass,
Let them pass, let them pass!
Hill and water under sky
Pass them by, pass them by!

Still round the corner there may wait
A new road or a secret gate
And though we pass them by today
Tomorrow we make come this way
And take the hidden paths that run
Towards the moon and to the sun
Apple, thorn and nut and sloe
Let them go, let them go!
Sand and stone and pool and dell
Fare you well, fare you well!

Home is behind, the world ahead
And there are many paths to tread
Through shadows to the edge of night
Until the stars are all alight
Then world behind and home ahead
We’ll wander back to home and bed
Mist and twilight, cloud and shade
Away shall fade, away shall fade!
Fire and lamp, and meat and bread
And then to bed, and then to bed!

-Tolkien

Het was gloeiend heet en er waren toch wat heuveltjes. Ik boos, de route zou toch plat zijn?! (De dagen erna geen heuvel meer gezien, wees gerust). Ik vond gelukkig een goede stok in de berm om een beetje op te kunnen leunen. Steeds keek ik om me heen op zoek naar beren. Zou hij hier dan hebben gezeten? Zit ‘ie er nog?

Het was al kilometers lang een dorre bende, en beekjes die op de kaart aangegeven stonden waren allemaal opgedroogd. Ik zette in op nog een laatste zes kilometer doorbeuken tot het volgende riviertje op de kaart en dat was de hemel. Een groot donker bos met een frisse, snelstromende rivier met een mooi bruggetje. Het was al zeven uur toen ik aankwam en ik was erg moe, maar er moet nog zoveel gebeuren voordat je naar bed kan. Me wassen in de rivier, avondeten maken en eten, tentplek zoeken en tent opzetten, douglas theetje drinken, en een belangrijke hier: je eten in de boom hangen tegen de beren. Dat is nogal een vak apart (moet echt aan een tak niet te dicht bij de stam en hoog genoeg, beren zijn goeie klimmers), maar warempel ging het die eerste avond goed.

Ik was hondsmoe toen ik in de tent lag – alleen de binnentent wel te verstaan. Het is zo’n mooi koepeltje van muggengaas en het bos was zo prachtig en het weer zo goed, dus leek me dat een prima idee. Maar toen ik in de tent lag voelde ik me kwetsbaar. Drie fietsende Amerikaanse mannen kampeerden ook vlakbij in hun hangmatten, dat stelde me gerust. Maar ik Googelde toch even. Op Reddit had iemand het erover dat je zelfs prima zonder tent kan slapen, die dieren laten je wel met rust. En als je toch paranoïde wordt, moet je gewoon wiet roken of een podcast opzetten. Het idee dat het irreële angst was stelde me gerust. Toch sliep ik slecht, want ik had opeens last van enorme kiespijn (random?!)

Maandag

Ik werd brak wakker, maar was meteen ontzettend blij met het leven nu ik zo omgeven was door prachtig bos. Fluitend vervolgde ik de route. Het werd alleen maar platter en platter en ik zou een heel lang stuk rechtdoor af moeten leggen helemaal langs een meer. Dat meer daar zag je niks van, maar ik week even af van de route en nam een duik. Zalig! Wat een leven!

’s Avonds kon ik maar geen mooi plekje vinden langs dit lange fietspad dus ik liep maar door en door, en kampeerde uiteindelijk dichtbij de bewoonde wereld. Slapen in alleen de binnentent voelde al vertrouwder, het is zo fijn de wereld om je heen te kunnen zien en naar de sterren te kunnen kijken! Maar toch voelt het ook als een veilig huisje doordat er nog een doek tussen jou en de buitenwereld zit. Ik kreeg alsnog wel een hartaanval bij elk geluidje, maar ik heb geleerd daarmee te leven. En er vloog ook nog een drone over, waardoor ik allerlei visioenen kreeg over mannen die me gingen pakken, maar het leek me ook onwaarschijnlijk dus liet ik ook die angst weer varen.

De kiespijn was echter geëscaleerd tot niveau ‘niet-te-harden’ en ik was wanhopig. Ik zat 8 kilometer van een stadje af, toch maar langs de tandarts? Moest ik het avontuur dan nu al afbreken? Het ging net zo lekker! Gelukkig had ik bereik en kon ik appen en insta’en ter afleiding.

Dinsdag

Ik liep over de hete, geasfalteerde weg en stak mijn duim op bij de enkele auto die voorbijreed. Een oud exemplaar stopte, achter het stuur zat een wiet-rokende man en op de passagiersstoel een chihuahua. Hij wees me onderweg de First Nations (oorspronkelijke bewoners van Amerika) settlements aan, de tribe in dit gebied (of eigenlijk meerdere tribes) is de grootste eenheid van heel Brits-Columbia! In het stadje zag ik inderdaad ook veel First Nations, en ik merkte bij mezelf dat ik ze bijna als een soort beroemdheden zag. Dé First Nations, wow, cool, ik wil ‘ze’ zien. Het is en blijft wel een aparte situatie (zacht uitgedrukt). De settlements zien er armoedig uit en er is een enorm hoog gehalte aan verslaving onder First Nations. Ze lijden nog steeds hard onder de uitroeiing onder hen, maar langzaam krijgen ze weer meer rechten en erkenning, en ook hun stukken grond terug. Langzaam. Het gedeelte waar ik liep – en nog veel groter dan dat, behoort ook tot hun traditionele territorium:

“Our traditional territory is the geographic area occupied by our ancestors for community, social, economic, and spiritual purposes. We have never given up title on this land, nor have we ever been compensated for it”.
– cowichantribes.com

De tandarts zei dat ik thuis mijn kies moest laten trekken en nu aan de antibiotica kon zodat de pijn van de infectie zou zakken. Dus ik weer terug de route op, ik was allang blij dat ik geen acute wortelkanaalbehandeling hoefde en de rest van de tijd bij mijn zus op de bank zou moeten liggen.

Parallel aan het fietspad liep nu een wandelpad door een prachtig jungle-achtig bos, die helemaal meeboog met de bochten van de rivier. Er was geen mens te zien en ik gokte zo dat er een hoop wildlife was. Ik nam een duik in de rivier vanaf een mooi strandje en voelde me de koningin des levens, hier, omgeven door bos en wild en rivier en zon.

In mijn blote borsten lag ik te zonnebaden toen een vrouw op het pad naar me riep. “A cougar in the river, less than a kilometer from here! I got scared and turned around!”. Shit. De adrenaline gierde door me heen. De cougar, ook wel ‘mountain lion’ genoemd en basically gewoon een puma, is een sterk en groot wild dier. Een reuzenkat. Ze vallen nauwelijks mensen aan, maar er zijn hele specifieke richtlijnen voor wat je moet doen als je ze tegenkomt. Niét wegrennen of -lopen. Wachten tot de cougar weggaat, je groot maken en roepen.

Ik droogde me traag af en bleef om me heen kijken. Kwam hij hier naartoe zwemmen? Liep hij nu boven me op het pad? Ging ik ook terug? Terug was 1,5 kilometer tot het fietspad. Verder was drie kilometer tot het fietspad. Het leek me dom, maar ook slim. Ik moest hier ergens vanavond ook wildkamperen. Als ik nu besloot bang te zijn voor de cougar, hoe ging ik dan in ’s hemelsnaam hier in de tent liggen? Nee, bedacht ik. Die cougar is hier, dat wist ik. Hij ontwijkt mensen graag. Ik ga door. En als ik sterf, was het op een mooie manier (en ja, ik heb toen een filmpje voor nabestaanden opgenomen HAHA). Ik stopte twee stenen in mijn zak en liep luidkeels zingend (ik herhaal: luidkeels) door. In the jungle, the mighty jungle, the lion sleeps tonight.

Ruim een kilometer verder liep een ouder echtpaar me tegemoet. Ik was inmiddels kapot moe van de adrenaline en het harde zingen en blij met de vertrouwde vertoning van mijn eigen soort. Ze hadden de cougar niet gezien, maar, zeiden ze, ik moest me geen zorgen maken omdat die beesten zich gewoon met zichzelf bemoeien en ons mensen niet zo boeiend vinden. Dat ik maar heel veel wilde dieren zou mogen zien en of ik, net als mijn zus, niet ook op het eiland kwam wonen. Ze waren zo lief en rustig, dat ik spijt had van mijn luide gezang en daarmee een kans op het zien van de cougar gemist had.

Ontzettend moe van de dag vond ik aan het einde van een zijpaadje een beschutte zijloper van de rivier. Het was er een beetje donker, maar wel uit het zicht van de grote rivier en het hoofdpad en toch ook wat opener dan in het wilde bos zelf. En kamperen bij water is toch wel echt bijzonder handig. Ik waadde op mijn nep-crocs door de rivier op zoek naar een overhangende tak om mijn zakken met eten aan op te hangen, en zag op een plekje waar het water minder hard stroomde allemaal rivierkreefjes om m’n voeten lopen. Ik vond het een beetje griezelig maar ook wel lief; het is gewoon weer iets waar ik aan moet wennen. Aan de kant zag ik allemaal kreeftenpootjes liggen met daarachter een soort wild paadje. Brrr, vast een geliefd plekje van de beer of wie dan ook voor een hapje.

Zie tasje met eten ver weg rechts

Het stromende water was een kalmerend geluid, maar ik hoorde er ’s avonds ook van alles in. Mensenstemmen en plonzende beren bijvoorbeeld, maar dan kalmeerde ik mezelf weer met dat áls die er inderdaad waren ze mij wel met rust zouden laten (dat er mensen zouden zijn in de schemer leek me onwaarschijnlijk). Ik sliep desalniettemin slecht door de stekende pijn in mijn gebit en keek om het uur op de klok.

Wildkamperen is prachtig en ik ga het alleen maar prachtiger vinden. Maar ik ben ook altijd blij als het weer ochtend is, de zon weer op is en er niks engs meer kan gebeuren. Ik denk dat dat met de ervaring wel minder zal worden, omdat het vooral in mijn hoofd zit. De natuur, met nieuwe geluiden en nieuwe dieren, is gewoon wennen en de risico-inschatting is door gebrek aan ervaring dan een beetje overdreven. Ik denk dat veel van ons de wilde natuur eng vinden, omdat we het gewoon niet kennen, of te weinig zien.

Exposure kan een goede therapie zijn voor angst (als die angst niet té erg is, denk ik) en dat is hier in Canada net zo. Maar ook met wildkamperen over het algemeen. Het vaak doen en leren dat het veilig is, maakt het steeds makkelijker. En onvergetelijk, want hoe machtig is het om wakker te worden in een groot bos naast een stromende rivier, met het bewustzijn dat er ieder moment een beer of cougar kan verschijnen?! Het is een geheel nieuw niveau aan natuurbeleving voor mij, en ik merk dat het nu al verslavend is. Ik wil meer: hier de hele tijd zijn, nog meer spannende bijna-ontmoetingen of helemaal-ontmoetingen met dieren hebben, nog meer bange avonden die overgaan in blije ochtenden.

Woensdag

De volgende dag deed ik rustig aan, de moeheid stapelde zich nu een beetje op. Ik nam vele pauzes op prachtige plekjes: in een zacht mosbed; op een klif boven de rivier; en op een strandje bij de rivier om te kunnen zwemmen. Het leek me slim om daar alvast eten te koken en af te wassen, zodat ik voor mijn kampeerplek niet afhankelijk was van water. Ik vond ’s avonds een prima plek, niet zo boeiend, en zette ook eens de buitentent op. Het voelde wat beschutter en in combinatie met een zware ibuprofen hoopte ik op een goede nachtrust.

De volgende dag zou ik al snel het eindpunt halen en daar keek ik ook wel naar uit (en naar de koffie die ik daar zou gaan drinken). De verslaving van het wildkamperen en het méér willen werd nu een beetje overruled door moeheid. Steeds die tas ophangen tegen beren, steeds bang dat er een voor je neus staat, steeds bij elk geluidje opschrikken. Ik had ook wel weer zin in kamperen in de tuin van mijn zus (waar ook beren lopen, maar dat voelt toch anders).

Heel in de verte hoorde ik de snelweg al, en dat irriteerde me. Niet omdat het nou zo’n hard geluid was, maar ten teken dat hier mensen waren. Maar de aanwezigheid van volk was juist waarom ik de route had uitgekozen en ik besefte: mensen zijn óók onderdeel van het landschap. In een museum las ik hoe we vaak een romantisch beeld hebben van hoe de First Nations leefden met de natuur, maar dat ook zij grote dorpen bouwden, aan akkerbouw deden, stukken bos afbrandden om meerdere redenen en een infrastructuur hadden. Maar ze dachten aan de duurzaamheid ervan zodat toekomstige generaties ook verzekerd waren van een goed leven. Ze respecteerden andere levende wezens omdat ze wisten dat ze er afhankelijk van waren. Maar als ik nu geluid van menselijke beschaving hoor, denk ik alleen maar aan destructie. Aan dat het tegenover natuur, wildernis en leven staat, en daarmee haat ik mensen altijd een beetje (soms zo erg dat ik mezelf haat en wat ik de aarde ‘kost’). Maar het is niet per se mens eigen om zo te zijn, en met die positieve gedachte viel ik in een diepe slaap.

Donderdag

Afscheid nemen van het bos, ik wilde het nog niet. Maar ik was ook slap van de ibuprofen tegen mijn menstruatiekrampen en keek uit naar de koffie in het dorp. Ik sleepte mezelf erheen en werd niet teleurgesteld: heerlijke koffie en een diepe bank om mijn LOTR boek in verder te lezen.

Ik overwoog om de halve route weer terug te lopen, maar was ook bang dat ik het daarmee zou verpesten. Nog genoeg mooie wandelingen te maken op dit eiland en ik zou er echt nog wel tijd voor hebben. In afwachting van de bus bestelde ik nog een bakkie en vroeg voor de zekerheid aan de koffiedame of de bus ging. Surprise: it didn’t. Mijn zus zou me in de volgende stad op komen halen, en die was al vertrokken, dus ik moest er toch echt heen!

Gelukkig bedacht ze zich ineens dat haar man die middag erheen zou rijden en regelde ze een lift voor me. In de auto had ik het met die man over cougars en hij vertelde me dat boswerkers soms ogen op de achterkant van hun helm schilderden, omdat cougars vaak van achter aanvallen. Hij zei dat er wel degelijk mensen zijn aangevallen door die beesten en je niet voorzichtig genoeg kan zijn. Misschien was het dus toch niet verkeerd dat ik me luidruchtig door het bos had verplaatst? In ieder geval leefde ik nog en zou ik snel weer herenigd zijn met zus en nichtje ❤

xxxxxxx

Ontvang een mailtje van me bij een nieuwe blog! 🍂🍃

Voeg je bij 185 andere abonnees

Geef een reactie op Tinekevan Nieuwpoort Reactie annuleren

10 reacties op “Daar waar de rivierkreeften sterven”

  1. Pelgrim Zora Avatar

    Sóó, lekker zwemmen met de poema’s.

    Like

    1. Simone Avatar

      Ja, een kat is een kat toch. En daar houden we van 🐱🐱🐱

      Like

  2. rianvanginnekencom Avatar
    rianvanginnekencom

    wat heerlijk om steeds je verhalen te lezen.

    wat heerlijk dat je zo open en eerlijk schrijf!!

    ga zo door, ik kijk altijd uit naar je proza.

    liefs Rian

    Like

  3. marjanbeugelaar Avatar
    marjanbeugelaar

    heerlijk om je verhalen te lezen

    Like

  4. Hems Zwier Avatar

    Prachtig blog weer. Geweldig hoe jij met angst omgaat 😉 mooie avonturen weer. Hoop dat die kies verder rustig blijft. Veel plezier en mooie tochten!

    Like

    1. Simone Avatar

      Gelukkig met behulp van antibiotica beetje gezakt! 🙂 Jij ook fijne vakantie daar!

      Like

  5. Tinekevan Nieuwpoort Avatar
    Tinekevan Nieuwpoort

    mooi lang verslag, Simone, maar ik ben ook erg benieuwd naar de tijd erna! Groet, Tineke

    Like

    1. Simone Avatar

      Hi Tineke, ja, nog geen schrijfinspiratie gehad! Komt vast snel weer! 😀

      Like