• In een Schots dorp

    In een Schots dorp

    Natuurlijk gaat altijd alles weer anders dan gedacht of gehoopt. Ik hoopte dat ik in het Schotse dorp Forres wat op kon bouwen, omdat ik me daar thuis voelde en de locatie prachtig is. Bossen, strand, de bergen dichtbij, een grote bulderende rivier, biologische winkeltjes en dichtbij een vliegveld en kleine stad. Niet te ver rijden van de Westkust, waar de echte Schotse bergen zijn, en lekker ver van ‘the belt’, een soort equivalent van de Randstad met Glasgow, Edinburgh en nog een paar grote steden op een kluitje.

    Het kamertje dat ik huur bij Marja is fantastisch. Haar huis staat vol zoutlampen, alles is van hout en de muren zijn roze en oranje. Toen ik appte hoelaat ik met de trein aan zou komen antwoordde ze ‘je bedje is al opgemaakt!’. Een warmer welkom kon ik me niet wensen.

    Herfst in Forres, vanaf de weg naar Califer Viewpoint

    Het was natuurlijk spannend hoe het zou uitpakken, want alles wat we van elkaar wisten was gebaseerd op twee ontmoetingen die zo’n tien minuten hadden geduurd en waarop we vrienden op Facebook waren geworden (eerlijk: ik had er speciaal weer een account voor aangemaakt, want netwerk is alles als je naar een vreemde plek gaat!). Toen ik haar een berichtje stuurde of ze iemand kende bij wie ik eventueel in een kamertje kon, kon ik vrijwel gelijk bij haar terecht. Maar elkaar echt kennen deden we niet, dus dat vergde een hoop vertrouwen van haar kant!

    Toch voelde het gelijk goed, van beide kanten. Ik ben wel goed in lekker m’n gang gaan en zij natuurlijk ook. Het huis is knus en ik gebruik dezelfde keuken en badkamer als zij, en dat is juist heel gezellig. Elkaar even spreken ‘in de wandelgangen’ en dan weer door met ons eigen leven. Soms krijg ik een lekker bakkie soep van haar of speel ik even met een kleinkind dat op bezoek is, en dan ga ik weer naar boven om in m’n bedje te breien en een filmpje te kijken. ’s Avonds val ik elke keer in een diepe slaap en word flink uitgerust wakker. Dit was precies wat ik nodig had in deze tijd van het jaar, in deze turbulente tijden! #dankbaar

    Uitzicht voorbij Moray Firth, wellicht zelfs Ben Wyvis in de horzion?

    Al vrij snel kwamen Ted en ik erachter dat uit elkaar zijn, maar wel in elkaars buurt, nogal verwarrend is. Dus hoewel ik initieel nog dacht dat ik wel een leven zonder hem op kon bouwen in het dorp, besloten we toch dat het niet echt werkt om contact te houden. Dat hakte er even flink in, maar het gaf ook een duidelijke doorslag. Oké, Forres is fucking geweldig, maar het is Teds dorp en alles hier doet me aan hem denken, dus beter mijn pijlen ergens anders op richten. En tot die tijd mezelf gewoon lekker vermaken!

    De eerste week was ik nog obsessed met nieuwe dingen doen en nieuwe mensen ontmoeten en contacten leggen voor de toekomst. Zo stond ik op een grijze zondagmorgen in de regen in een park te luisteren naar een praatje over hoe je motten kunt registreren in een app, omdat ik naar elk evenement wilde gaan dat een béétje in mijn interessegebied viel. Er waren zoals verwacht vooral gepensioneerden en het voelde als tijdverspilling, maar diezelfde mensen werkten in de community garden wat de drempel weer wat lager maakte om daar vrijwilligerswerk te gaan doen. Op woensdagochtend een paar uurtjes m’n handen in de aarde en vervolgens naar huis met een tas vol groenten. Geniaal!!

    Overvloed aan groentjes uit de “Community Garden”. Van iedereen, voor iedereen!

    Je gelooft het niet, maar ik begin ook een beetje een interesse in hardlopen te ontwikkelen. Het is aanstekelijk; ik heb het idee dat elke Schot die ik ontmoet wel eens een halve marathon of meer heeft gelopen. Thuis ken ik niemand die dat doet?! Ted inspireerde me eerder al om het op te pakken door het heel laagdrempelig te maken: ga gewoon rennen, en als je ’t zat bent ga je gewoon lopen. Zo ben je ten minste in beweging, en iets meer dan bij een gewone wandeling! Ik ga het steeds leuker vinden, maar ben niet zo gedisciplineerd. En onder het mom van mensen ontmoeten, sloot ik me aan bij het hardloopgroepje op maandagavond. Ik moest een héle hoge drempel over, maar het was supertof! Nu zoek ik naar iets vergelijkbaars in NL, maar álles is betaald en lidmaatschap en blabla. Kapitalistisch VVD’landje, overal moeten we een slagje uitslaan. BAH.

    Ted’s vader speelt penny whistle in Schotse samenstellingen, oftewel: een groepje muzikanten in de kroeg die Ierse en Schotse riedeltjes speelt. Echt mijn absolute droom als violist, en ik deed eerder ook al een keer mee mee met een geleende viool. Ik wil dat heel graag nog honderdduizend keer doen om alle deuntjes uit m’n koppie te leren kennen en omdat het gewoon vet gezellig is, maar na één keer besloot ik toch te kappen omdat het gek voelde geen contact te hebben met Ted (en proberen over m’n gebroken hart heen te komen) en ondertussen wel met z’n pa te chillen, haha. Een pijnlijk besluit, maar er komt vast iets anders op m’n pad. De viool heb ik nog in bruikleen, dus nu speel ik de deuntjes in m’n uppie op mijn kamertje en daar word ik ook heel blij van! (Zij het ietsje minder, want samen is altijd leuker, toch Zora?). Check hier mijn Spotify playlist met chille Schotse/Ierse folk, of hier op YouTube.

    Tussendoor maak ik lange wandelingen langs de Findhorn River, of naar prachtige uitkijkpunten, kook lekkere maaltjes en brei verder aan mijn eerste trui. Ik geniet belachelijk veel van de prachtige herfst hier, de ruimte en de stilte door gebrek aan vliegtuigen. In de weekenden maak ik uitstapjes, toevallig twee keer naar Aviemore. Een paar uur met OV en dan ben je in Nationaal Park The Cairngorms, een groot berggebied. Daar ging een keer met twee meiden die ik via Instagram kende (Grounded Connections) naar een sauna aan een meer en tussendoor in datzelfde ijskoude meer dippen. Zo idyllisch! Ik wil wat meer gelijkgestemden ontmoeten hier – buitenvrouwen -, maar op de één of andere manier zijn alle vrouwen die ik spreek die bijvoorbeeld helemaal into wildzwemmen of hiken zijn, totaal geen fan van kamperen. Elke keer als ik een man spreek die dat wel is, vertelt ‘ie ook altijd dat z’n vriendin of vrouw dat niet is. HOE KAN DAT, KAMPEREN= LEVEN. Misschien is het ietwat traumatischer op te groeien met kamperen in Schotland met óf kutweer óf midges, dan in gemoedelijk Nederland met boomgaardcampings en altijd een café op fietsafstand.

    Anyway, aangezien ik kampeeravonturen in Schotland voortaan zonder mijn vertrouwde gids moet doen, werd het tijd dat ik wat meer skills ontwikkelde. Ted was altijd degene die navigeerde in de bergen en de route bepaalde en ik had geen idee van de risico’s of waar je op moet letten. Ik volgde gewoon, ben ik goed in. Het voelde daarom ook extra kLoTe voortaan avonturen zonder hem te moeten doen, want ik heb hem eigenlijk ook een beetje nodig 😝 Hij weet alles van Schotland, heeft altijd goede ideeën voor weer een avontuur of een berg die we kunnen beklimmen. Dus, het werd hoog tijd dat ik dat zélf ging leren. Zo heb ik al een gedetailleerde kaart van Schotland om eens te snappen welke plaats ook alweer waar ligt, en boekte ik iets cools voor mezelf: een cursus Hill & Mountain skills!!!

    Nou, het is het vetste wat ik in lange tijd heb gedaan. Het was zó interessant en uitdagend! Twee dagen vol oefenen met navigeren, met de groep de bergen in in kutweer voor een goeie leercurve, kaarten leren lezen, leren hoe je een route kunt plannen van het pad af, en het weer leren lezen. Zo zaten we op een bergtop met harde wind, allemaal helemaal doorweekt, in een ‘groupshelter’ te lunchen. Dat is een soort tentdoek zonder palen die je over de groep heentrekt waarna je allemaal tegelijk gaat zitten. Op een kluitje, maar uit de wind en regen. Schotser gaat m’n trip niet worden!

    En nu voel ik me weer flink geïnspireerd. Langzaam verschuift het gevoel van ‘alles wat ik van plan was valt in duigen’ naar nieuwe plannen en ideeën waar mijn hart sneller van gaat kloppen. Ik zou best in Schotland willen wonen, ik hou gewoon van alles hier. In elk gesprek dat ik weer met een andere Schot heb leer ik weer nieuwe woorden, nieuwe routes, hoe dingen werken, wat mooie plekken zijn, en ik vind het allemaal gewoon zo leuk. Ik hou van de taal, de natuur, de buitensportcultuur en de appelcider.

    Emergency group shelter, oftewel: Bothy Bag. Foto van Lomo, niet van mij/deze trip.

    Maar als ik denk aan wat nodig is om te kunnen emigreren, word ik gewoon benauwd. Dan moet ik óf een hoogopgeleide baan vinden voor 5 dagen per week, of een peperdure master gaan doen, en beide is gewoon niet wie ik ben. Bovendien wil ik niet 5 dagen per week werken in een land waarvan ik elke uithoek wil ontdekken! Dus mijn meest recente inzicht is dat ik gewoon verdeeld over het jaar 6 maanden in Schotland en 6 maanden in Nederland verblijf. Zo kan ik mijn freelancewerk in NL voortzetten en lekker chillen met mijn vrienden en familie, en als ik in Schotje ben lekker focussen op avontuur.

    Dus mijn voorlopige planning is de winter lekker werken en geld verdienen in Nederland, hier terugkeren in maart en dan Wwoofen, hikes doen, en misschien met een autootje rondtoeren. Ik heb wel ontdekt dat ik mensen nodig heb en óók dat het relatief makkelijk is mensen te ontmoeten! In twee weken Forres heb ik al zoveel nieuwe gezichten leren kennen en dingen samen met mensen gedaan! Dat geeft me hoop dat ik niet per se op 1 plek iets op hoef te bouwen om een sociaal leven te hebben. Echt een lange solo hike of fietstocht ga ik binnenkort dus denk ik niet doen, want ik wil focussen op samen. Muziek maken, bergwandelen, vrijwilligerswerk. Et cetera.

    Best moeilijk te genieten van het nu met steeds al die plannen maken, maar ach, een beetje van beide dan maar. Moet wát te doen hebben in m’n vrije tijd 😉

    Leuk dat je weer mee hebt gereisd 💞🏴󠁧󠁢󠁳󠁣󠁴󠁿

  • Bogs and birds

    Bogs and birds

    Voor de verandering reis ik eens niet met pelgrim Zora of moeder Annette, maar met mijn lieve vriendin Laura die ik nog van mijn studie antropologie in Leiden ken. Dat was helemaal toevallig zo gelopen, want ik had de boot naar Schotland in augustus al geboekt en je boekt altijd minimaal een tweepersoonscabine. Later ging ik eens rondvragen of er niet iemand mee wilde, want dan kun je de kosten weer splitten! Laura is ook dol op Schotland met haar kale bergen en rotsige kliffen en zei meteen ‘ja’. Toevallig stopte haar baan de week ervoor en had ze een ruimte tussen twee jobs om op te vullen.

    Volgende keer met het vliegtuig

    Zo deelde ik niet alleen de boot met Laura, maar besloten we ook samen een weekje door het land te touren nu we er toch samen zouden arriveren. Laura heeft al eens de West Highland Way gelopen dus is geen onbekende in het land, maar wilde graag het eiland Skye aan de westkust nog eens zien. Ik had Skye al twee keer aangedaan, maar eigenlijk nauwelijks. Ik was het eiland op geweest, had kutweer gehad en drukke wegen, en was er snel weer afgefietst. Three times’ a charm, hoopte ik?

    Laura + Simone = te laat komen. Denk je dat ik slecht ben in de tijd in de gaten houden, dan ken je Laura nog niet. Terwijl ik op station Utrecht op haar wachtte appte ze al dat ze de trein niet zou redden. We hadden een uurtje speling ingecalculeerd, maar de bus naar de boot ging óók nog eens niet en de volgende zat vol. Vier minuten voordat de gates sloten stonden wij in de vertrekhal. Living on the edge.

    Mijn theorie is nu dat hoe later je incheckt, hoe lager je op de boot een cabine krijgt. We waren blij verrast toen we zagen dat we een vierpersoon kamer mét raam hadden, in plaats van een gangkast ergens in het midden van een boot waarin het voelt alsof je geen adem kunt halen. De pret werd echter snel gedrukt toen de boot vertrok. Een keihard ronkende motor die de hele tijd aanzwelde en dat zou de hele nacht zo doorgaan.

    Normaal slaap ik wel okay-ish op de boot, maar nu niet hoor. Ik sliep steeds licht in en werd dan weer wakker van het woeste gebrom. Ik dwong mezelf om wel gewoon in het donker te blijven liggen in plaats van op mijn telefoon te scrollen, dan zou ik nog brakker zijn! Laura had gelukkig wel oké geslapen en gewekt door de intercom haalden we samen een bakkie bij de coffeeshop op de boot, loerden een beetje naar Franse scholieren en Duitse toeristen en hingen toen nog een beetje op ons kamertje. Natuurlijk kwam de schoonmaker al twee keer aankloppen of we al weg waren, de meeste mensen staan namelijk al een uur voor aankomst te wachten in de hal van de boot, maar niet wij. Wij sloten natuurlijk op het allerlaatste moment achterin de rij aan.

    Huilen van binnen

    Met de trein naar Edinburgh en dan de bus naar Inverness. Dat was de goedkoopste plus meest praktische manier om in het Noorden te komen. We hadden een kamer in een hostel boven een biologische pizzeria geboekt die ik toevallig goed ken, want ik ging daar vaak zitten met mijn boek toen ik twee maanden in de stad rondhing. De kamer was superbasic, maar zo perfect gewoon! Lekker zachte bedjes, een waterkoker, een fijne douche en als je de trap af rolt pizza. Wat een genot. We waren verrast hoe smooth alles eigenlijk was gegaan. Alle overstappen gehaald en naar planning zaten we netjes waar we moesten zitten na een reis van ruim 31 uur! Volgende keer weer vliegen hoor 😂

    Ik sliep weer slecht, opgewonden over de volgende dag en ook wat stresserig over alle tijdsschema’s. En wellicht ook weer wennen aan een nieuw bedje en slapen met iemand op een kamer. We ontbeten een góddelijk ontbijt bij een vega tentje en reden toen een góddelijke treinrit door de Schotse Hooglanden. Laura ‘huilde van binnen’ en ik was megabrak maar huilde ook van binnen. Zo’n genot die herfstige kleuren overal, kale heuvelbergen, woeste rivieren, mini-dorpjes met mini-begraafplaatsjes waar Laura graag zou willen liggen en als kers op de taart hadden we ook nog heet water en oploskoffiepoeder. Na de rit sloegen we eten in voor drie dagen bij de Coop en namen toen de bus het eiland op, rechtstreeks naar ons bunkhouse in the middle of nowhere.

    “Kijk die berg ken ik! Alleen ik weet niet meer hoe hij heet”

    Niet-zo-onschuldige bergen

    Omdat Laura en ik last-minute-people zijn, hadden we pas vorige week naar accomodatie gezocht. Skye is waarschijnlijk wel het meest toeristische plekje van Schotland én het was hier herfstvakantie, dus tel dat maar op. We waren niet te zuunig om wat geld uit te geven (slaapzalen ging ons namelijk ook te ver, hallo wij zijn ook 30), maar probeerden het wel onder de honderd euro per persoon per nacht te houden. Bizarre prijzen alsnog, maargoed, moet kunnen voor een weekje. Gelukkig vonden we een optie die maar de helft van dit maximum was én een keuken had zodat je lekker zelf kan koken. Scheelt ook weer.

    We gilden zowat toen de bus ons voor de deur van het bunkhouse afzette. WAT. EEN. UITZICHT. Als je ff snelsnel boekt kijk je ook niet heel goed naar waar je eigenlijk heen gaat en dat maakt de verrassing alleen maar leuker. Het huisje stond op een groot stuk gras aan een loch met uitzicht op Bla Bheinn, een van de hogere bergen op het eiland (929 meter). Het leek mij wel tof die te gaan beklimmen, maar we moesten het allemaal maar even zien. Misschien eerst de heuvel van 570 meter die we vanaf het hostel konden bereiken, als opstartertje voor onze spieren.

    Het weggetje vanaf ons hostel

    Later besloten we helemaal af te zien van Bla Bheinn. We hadden de lagere heuvel beklommen en prachtige uitzichten gehad op een stralende dag. We waren ontzettend klim-voldaan. De dag erna was het wat bewolkter en hing de top van de berg in een wolk. Bovendien hoorden we van de hostess dat een week geleden een Duitse man vermist is geraakt in diezelfde berg en, tot op de dag van vandaag, nog niet gevonden is.

    Terwijl ik steeds met mijn verrekijker de berg in loerde, zoekend naar een blauwe jas (alsof ik hem wel kon vinden en mountain rescue na drie dagen zoeken met helikopters en hikers niet), vonden we het toch een beetje intimiderend. Als je je goed voorbereidt is zo’n berg niet zo spannend, maar ik vind het als laaglander moeilijk in te schatten en met zo’n verhaal is het ook wel prima het even te laten.

    Bla Bheinn gehuld in de mist

    Maar wat dan doen? We zaten een beetje vast in een niemandsdorp en kwamen er – natuurlijk – pas ter plekke achter dat de bus niet ging in het weekend. We wilden eigenlijk naar Elgol, een dorp op een half uur rijden waar je zicht hebt op de brute Cuillin Ridge, een prachtige bergketen. Liften proberen? Een klein autootje stopte met voorin Sue van een jaar of 70 en Janet van in de 50.

    In de auto haatte het stel lekker op het patriarchaat, noemden een man die hun nauwelijks ruimte gaf op de weg een ‘fucking dick’ en dachten dat wij studenten waren. In Elgol boekten we een boottochtje naar die mountainrange en Sue en Janet gingen ook mee. Na de boottocht boden ze ook weer aan ons naar huis te brengen. Het zat ons flink mee en Elgol was WAANZINNIG mooi met gestippelde zeehonden, zwarte pieken en een stralend zonnetje op ons gezicht.

    Het hoort ook wel een beetje te regenen

    Na drie nachten in het bunkhouse, waar we ’s avonds Zweedse puzzels maakten onder TL-licht en één nacht zelfs de enigen in het hele hostel waren, hadden we wel weer zin in het avontuur van een nieuwe plek. Die was op 20 minuten rijden en gelukkig kregen we een lift van andere gasten, want de bus ging nog steeds niet en de regen was niet echt een fijne uitnodiging om langs te weg te gaan staan liften.

    In het dorp vonden we de ‘coffee bothy’ om de hele dag te gaan zitten breien en boekje lezen totdat we konden inchecken in ons hotel. Het was een fantastische plek, gerund door echtpaar Rich & Andrew die echt de liefste mensen van de wereld zijn. Overal hingen Palestina stickers, Rich maakte met iedereen een praatje en had appelwangetjes. Op de weinige negatieve Google Reviews (die vooral over het palestina-gebeuren gingen) zagen we later dat ze daar heel fel reageerden en afsloten met ‘hope you have the day you deserve’. Wij houden wel van lieve mensen met een beetje pit! (En de koffie en taart was goddelijk dus fair play).

    Ik begon inmiddels een beetje ziekig te worden, hoewel mijn nachten nu wel oké waren. Thuis zou ik een stuk meer slapen, dus misschien dat ik toch achterliep op mijn normale uren-aantal. Een hoestje kwam op, ik had het continu bloedheet, en werd wakker met hoofdpijn. Balen, want ik had wel weer zin in een bergje! Ik besloot het alsnog te doen, boeie, dan later maar uitzieken. Laura wilde met de bus naar het Noorden van het eiland, dus gingen we ons eigen ding doen. We namen wel dezelfde (vroege!) bus waar ik halverwege uit zou stappen om aan een corbett te beginnen – een berg van tussen de 760 en 914 meter. In het halfdonker zag ik vanuit de bus Galmaig opdoemen, gehuld in wolken, terwijl de regendruppels op het raam van de bus spatten. Shit.

    Hier was er nog een pad

    De buschauffeur vond het niet erg me aan de andere kant van de berg af te zetten (was gewoon de volgende halte, hoor), waar een andere route de berg op liep. Maar daar was ten minste ook een cafeetje, dus als het niets werd kon ik altijd daar nog zitten. Dit scheen wel de moeilijkere route te zijn, maar dat was dan maar zo. Met goede moed en paracetamol in m’n mik, begon ik aan de tocht. Na vijf minuten waren mijn schoenen al doorweekt. Het was één en al moeras en het pad verdween ook al vrij snel.

    Me schuldig voelend omdat ik net nog op een bordje had gelezen dat je op de paden moest blijven vanwege unieke plantjes enzo, waadde ik door het hoge gras. Maar, dit was wel een ‘officiële route’ dus ik hoopte een beetje dat dit dan wel geoorloofd was. Na een uur ploeteren en één keer tot half mijn scheenbeen in de modder gezakt te zijn keek ik naar de berg en zag nog een enorme lengte aan moeras tussen mij en de voet van de berg. Het begon ook nog eens te regenen. Het was toen dat ik me realiseerde dat het ‘m niet ging worden en ik rechtsomkeert maakte.

    Dit hoorde erbij, besefte ik. Hoewel ik erg baalde, want ik had écht zin in een berg, moest ik me afstemmen op deze omstandigheden en niet koste wat kost naar boven. Dat hoort er juist ook een beetje bij, dat je soms overgeleverd bent aan wat de dag en het weer doen. Dus ik slenterde nog wat rond in de regen tot het café open was. De volgende bus ging pas over 2,5 uur, hoopte ik, want Google Maps zei van niet. Gelukkig had ik mijn breiwerk mee en was er wifi en bestelde ik ook nog falafelballetjes dus was het goed vertoeven.

    Bij de bushalte hoopte ik dat de bus zou komen en overwoog gewoon maar alvast te gaan liften. Maar tot mijn verrassing kwam er opeens een Citylink bus aan, zo’n grote die het hele land doorcrosst. Ik stapte in, betaalde het bedrag, zag een vent die ik in the coffee bothy had gezien en vroeg hoe het met hem ging en liep toen door, toen daar iemand naar mij zat te loeren.

    Glamaig and me

    Het was Laura. Ik schreeuwde het uit ‘what the fack!’. Laura zou het waarschijnlijk laat maken, want die ging nog best ver weg en zou ook een lange wandeling maken. Dat had ze allemaal alsnog binnen die paar uurtjes gedaan, maar was ook verkleumd geraakt door de regen en toch wat eerder teruggekomen. Haar telefoon was verregent dus deed het niet meer, dus we wisten niet van elkaar hoe of wat. We omhelsden elkaar innig want we waren zo lang van elkaar gescheiden geweest! Grapje hoor.

    Next stop

    Onze tassen staan alweer ingepakt, dat is iets wat we blijkbaar niet last-minute doen?! Gemotiveerd door Laura, want die houdt niet van haastige ochtenden. Mijn tas is twee keer zo groot als de hare, want zit vol met 7 bollen wol, drie paar schoenen, een paar dikke truien, een dik boek en wat al niet. We hebben allebei nog een rugtas op onze buik en een tasje met boodschappen in onze hand. We sjouwen wat af.

    De volgende stop is Fort William, een bekende plaats in Schotland. Daar blijven we één nachtje alvorens onze wegen zich scheiden. Laura gaat naar Edinburgh en vanuit daar met een andere vriendin verder reizen (waarom heb jij andere vrienden, Laura?) en ik ga naar Inverness en van daaruit naar het dorp waar ik drie weken in een kamertje ga zitten. Zo benieuwd wat ik daar allemaal weer ga doen en meemaken! Hopelijk in ieder geval nog een berg beklimmen, want die heb ik nog tegoed 🙂

    Tabee makkers!

  • Alles op z’n kop

    Alles op z’n kop

    In een paar weken herfst heb ik het gevoel al een hele winter doorgemaakt te hebben. Ted en ik besloten tijdens mijn bezoek aan hem in augustus om uit elkaar te gaan en daarmee viel én mijn maatje weg én een droom in duigen. Een droom om naar Schotland te gaan, voor langere tijd, voor altijd?, en daar met hem te zijn en een avontuurlijk leven te leiden vol natuur. Nu zei ik altijd al tegen vriendinnen dat ik hoe dan ook naar Schotland zou willen, maar de plannen die we daarvoor afgelopen jaar maakten, die zouden niet meer uitkomen. Ik moest met iets nieuws komen.

    Maar eerst even flink janken, een paar weken lang. En ik ben nog lang niet uitgejankt. Lekker vol die emotie door, haha. Het is best lastig, want plannen vormen zich altijd gaandeweg. Dus de plannen voor komende maanden waren het resultaat van een langer gedachteproces. En opeens valt dat dan weg en moet je iets compleet nieuws gaan bedenken in een hele korte tijd. Het is ook niet zo dat ik een lekkere routine heb die zich doorzet en avontuurlijke dingen even naar de lange baan kan schuiven, maar juist het tegenovergestelde daarvan. Ik heb geen fuck te doen en vanuit verdriet is het moeilijk te bedenken wat je dan wél wilt doen. Alles voelde stom en ik had (heb) nergens zin in.

    De boot naar Schotland was al geboekt voor half oktober, dus ik heb besloten gewoon te gaan. Gelukkig was een goede vriendin ook wel te porren en gaan we de eerste tien dagen samen de hort op. Daar heb ik heel veel zin in, want we gaan weer een nieuwe plek voor mij in Schotland leren kennen: Skye! Een beroemde plek en erg toeristisch, maar ook om een reden. Waanzinnige oude rotsstructuren zijn me beloofd en die had ik overgeslagen op mijn fietstocht door Schotland. Ik ben wel even over het eiland gefietst, maar omdat de enige weg verder het eiland in een grote autoweg was vol met voorbijrazende campers en busjes had ik geen zin me daar op mijn fiets op te begeven en besloot ik door te karren naar het Noorden. En nu krijg ik een tweede kans!

    Mensen zeggen me wel eens: waarom ga je niet gewoon naar Noorwegen, of naar Frankrijk? Daar mag ik namelijk gewoon werken en is het makkelijker een bestaan op te bouwen. In Schotland is dat door Brexit extreem moeilijk, maar goed, wanneer heb ik ooit een gemakkelijke keuze gemaakt in mijn leven? Haha. Ik voel me gewoon goed in Schotland en heb het verlangen daar meer tijd door te brengen. Dan hoef ik daar echt niet per se te wonen voor altijd, maar ik wil het in ieder geval geprobeerd hebben. Gewoon, kijken of het werkt met afwisselend daar zijn om te leven en hier om te werken. Kijken of ik daar van wat minder rond kan komen, leuke mensen kan ontmoeten, toffe reizen kan maken. En ondertussen gewoon heel erg te genieten van de hoeveelheid ruimte en natuur en kneuterige culturele intitiatieven.

    Om mezelf wat op te vrolijken boekte ik een cursus ‘hiken in de bergen’ in een prachtig berggebied in Schotland. Lekker duur, maar iets wat ik graag wil doen om me ook onafhankelijker te voelen. Ted weet veel van bergen en de gevaren, van kaartlezen, van risico’s inschatten, en daarin leunde ik een beetje op hem. Maar ik wil nog steeds graag veel in de bergen doorbrengen en heb heel veel zin daar wat meer zelfverzekerd in te worden en wat concrete skills te leren! Een duur grapje, maar het was een break-upcadeautje voor mezelf (zeg ik tegen mezelf bij alles waar ik geld aan heb uitgegeven de afgelopen maand, lekker kapitalistische self-care smoes lol).

    Terwijl ik de overige drie weken aan het uitdenken was (ik blijf een maand in Schotland) zag ik de reis helemaal niet meer zitten. Er zijn genoeg leuke dingen te doen daar, maar ik heb nu even helemaal geen zin in avontuurlijke dingen en rondtrekken en hikes doen en kamperen in de wildernis. En al helemaal niet in mijn eentje, in een land en een tijd waarin ik eigenlijk met Ted zou zijn. Dat wordt dan extra confronterend en ik weet nu al dat ik daar erg ongelukkig van ga worden. Wat ik dan zou gaan doen? Ik liep echt even vast, steeds in hostels of hotels slapen wordt ook een duur grapje!

    Ik jankte nog even een paar keer, omdat het me zo leuk had geleken in het dorp te verblijven waar Ted woont en ik baalde dat dat niet door zou gaan. Ik voelde me daar gewoon thuis, ken het daar een beetje, maar heb ook nog allerlei dingen die ik daar wil ontdekken. Het idee dat ik dan op één plekje zou zitten en van daaruit dus ook kan investeren in wat sociale contacten en breiclubjes, of in weet ik veel wat, sprak me ook aan. Maar dat kon dus allemaal niet meer, waar ging ik dan heen? En toen bedacht ik me dat ik daar natuurlijk gewoon alsnog wel heen kon! Het voelt een beetje raar en ik hoop dat het mijn emotionele proces niet in de weg gaat zitten of zwaarder gaat maken, maar Ted was er helemaal oké mee en het idee daar te verblijven geeft me zoveel rust!

    En toen was ik een enorme geluksvogel. Ik appte de enige vrouw die ik daar heb ontmoet en waarvan ik de contactgegevens had of ze iemand kende die misschien een kamertje wilde verhuren voor een paar weekjes. En dat wilde ze zelf wel! Nu kijk ik met smart uit naar een paar weekjes op een fijn plekje in een dorp dat ik ken, waar prachtige natuur is, waar ik koffie kan drinken in cafeetjes en waar ik mensen kan ontmoeten. En dan? Geen flauw idee, dus dat zwarte gat is er nog steeds. Weer even terug naar Nederland, en dan weer daarheen? Op een leuke boerderij werken? Ga ik mijn kamer in Soest opzeggen? Een busje kopen zodat ik wat spullen mee kan nemen en in een busje kan wonen? Of allemaal niet? Of toch naar Noorwegen, of Ierland? Beslissingen maken in het leven is zo moeilijk, potjandorie. Had ik maar gewoon een huisje-boompje-beestje 😉 (Grapje natuurlijk, moet er nu even niet aan denken).

    Het is ook goed hier nu weer even voor te staan. Een leven zonder concreet doel – een carrièrepad, vooral, of inderdaad een gezin – kan soms overweldigend voelen. En misschien kon ik met een relatie daarin wat gezamenlijkheid en afleiding vinden, máár, begon ik de relatie bijna als het doel of de opvulling te zien. En ik denk niet dat dat per se een goede ontwikkeling was. Tuurlijk, een partner is ook fijn zodat je niet overal alleen voor staat en samen een leven op kunt bouwen. Maar het is óók goed tegelijkertijd je eigen leven vorm te geven en betekenis te geven en dat niet allemaal aan je partner te hangen. Hoewel het wel verleidelijk is en even lekker een quick fix. Dat ik het nu weer even ‘alleen’ moet doen (je bent natuurlijk nooit echt alleen, of ben je eigenlijk juist altijd alleen?) betekent ook dat ik weer moet experimenteren en onderzoeken wat me blij maakt en hoe ik mijn leven in wil richten. Ga ik daar ooit antwoord op hebben of blijft dit een zoektocht tot het graf? Pffffff… 😉

    Ik heb in ieder geval hoop op betere tijden, en door alle onzekere buien heen weet ik ook dat als ik weer veel in natuur ben, een nieuwe plek heb om te ontdekken, en iets betekenisvols kan doen voor mensen om me heen, dat ik dan weer kan zweven op het leven. Komt goed en daarna zal het weer slecht gaan, maar dáárna ook weer goed. Golven.

    P.s. alle foto’s zijn van landschappen in de omgeving van de plek waar ik heen ga! Zo divers!

  • Het begint weer te kriebelen

    Het begint weer te kriebelen

    Oh, wat is het heerlijk in Nederlandje. Ik ben zo blij met mijn kamertje, met hangen met mijn familie, met werken.

    Ja, met werken, ik word daar blijkbaar best blij van. Als freelancer kun je via platforms als Temper of Youngones extra klussen aannemen, en zo kwam ik bij een schoonmaakbedrijf in de thuiszorg terecht. Ik maakte schoon bij oudjes met vieze huizen of met schone huizen en ik genoot ervan. Lekker op de fiets naar werk, beetje poetsen, beetje ouwehoeren en ’s avonds extra genieten van mijn vrije avond. Ik werd erdoor in een routine gedwongen – ’s avonds al de afwas want ’s ochtends vroeg weg, op tijd opstaan, en een doel met m’n dag.

    Gewone Berenklauw zaden oogsten

    Vier weken kon ik aan de slag, de ene week wat meer dan de andere, en nu is mijn agenda weer leeg. Op zich geen ramp, ik weet me meestal te vermaken, maar toch verveel ik me. Het geeft echt voldoening om ergens naar toe te moeten en iets nuttigs te doen, en het is ook gewoon een leuke dagbesteding. Haha, soms denk ik: Simone, heel Nederland weet dit al, waarom doe je alsof dit nieuws is? Maar voor mij is het dat, want ik geloof dingen pas als ik ze zelf heb ervaren, haha.

    Het voordeel is dat je als freelancer ook beter verdient. Ik verdien nu twintig euro per uur; dat verdien je normaal als schoonmaker niet hoor, geloof mij. (Gaat nog wel inkomstenbelasting vanaf en zou ook pensioen en dat soort geneuzel vanaf moeten). Dus in die maand heb ik ook nog even bijna duizend euro verdiend. Toch lekker! Ik heb nog een beetje een spaarbuffer (naast een groot bedrag uit een erfenis die ik opzij heb gezet voor als ik ooit wil investeren in een camperbusje, of een chaletje ergens ofzo). Maar die spaarbuffer – een paar duizend euro – is fijn. Ik voel wel dat ik weer moet werken, anders red ik het einde van het jaar niet financieel. Maar ik hoef niet vet veel te verdienen, als er maar ook steeds een beetje in blijft stromen, zodat het wat minder hard gaat allemaal.

    Op pad met de fam

    Ik wil ook het schrijven wat meer op gaan pakken. Voor hetkanwel.nl schreef ik een paar leuke artikelen, en dat is een mooie ingang. Ik moet nog een beetje wennen aan het interviews doen, omdat wat je schrijft dan opeens ook een ander aangaat. Zijn ze er dan wel blij mee? Ik werk ook nog steeds online voor mijn zus, en doe er zo nu en dan een online opdracht bij. En zo scharrel ik mijn geld een beetje bij elkaar. Precies hoe ik het altijd voor me zag: als een soort landloper zien wat er te werken valt en daarop inspelen. Dat ik het dan ook nog leuk vind, is extra chill.

    Toen ik thuis kwam was ik zo blij alles weer te kennen hier, en met name de planten. Ik hou natuurlijk erg van wildplukken, maar in Canada kende ik niet zoveel, plus weet ik ook niet wat de hotspots zijn. De eerste weken weer hier was ik helemaal hyper van alles wat er groeide. Het was begin juli en ik heb zoveel geplukt! Allerlei bloemen om te drogen, de eerste kersenpruimen van een random boom in mijn wijk, bosbessen om jam mee te maken (gewoon inkoken zonder iets aan toe te voegen), en op een digitale kaart de plekken gepind waar planten groeien die ik in een ander seizoen wil oogsten. Ik zit nu te wachten op de meidoorn, waar de bessen al flink rood van worden, ik wil daar eens ketchup van maken. De sleedoorn zie ik ook al hangen, maar ik moet wachten tot het gaat vriezen eer ik die kan plukken. Ik wil deze herfst dolgraag eikeltjesmeel maken en meel van tamme kastanje, dus goeie plekken om die te oogsten pin ik ook.

    Bosbessen oogsten – met mate! (Moet ook wel anders duurt het eeuwen, haha)

    Van biologische appels bewaarde ik de schillen en klokhuizen in de diepvries en zette die op een pot met water met een katoenen doek eroverheen. Dat zou binnen een paar weken appelazijn moeten worden, hartstikke leuk. Zie hier de video met uitleg van ‘Uit Ninons Tuin’. Ik sjouw hem trouw uit mijn kamer mee naar andere plekken waar ik slaap, zodat ik hem regelmatig kan roeren. Nu pas ik tien dagen op het huis van mijn broer en ook hier pronkt hij weer op het aanrecht. Het stelt niet veel voor, een flinke-jamppotformaat, maar ik vind het gewoon zo cool om te begrijpen waar de dingen vandaan komen die we consumeren in het alledaagse leven!

    Zo ben ik ook ooit geïnteresseerd geraakt in textiel: hoe wordt kleding in vredesnaam allemaal gemaakt? Ik las laatst ‘ergens’ (dus geen idee hoe onderbouwd het is) dat heel veel kleding helemaal niet machinaal gemaakt kan worden en dus echt door mensen wordt gemaakt. Een simpel t-shirt: de stof is misschien machinaal gewoven/gebreid, maar het t-shirt in elkaar zetten moet echt iemand met de hand achter een naaimachine doen. Haken: daar bestaat ook nog geen machine voor. Pailletten moeten er blijkbaar allemaal met de hand op genaaid worden. Jemig. Ik deed al aan sokken stoppen en sokken breien, maar het was tijd voor een nieuwe stap: een trui leren breien. Ik deed onderzoek naar ethische wol, want wol spinnen dat gaat me nog net effe een stap te ver, haha. Komt nog. Ik kocht Nederlandse bol wol van een kilo die in België gewassen en in Duitsland gesponnen is en ben nu een ‘proeftrui’ aan het breien voor mijn neefje die in de winter 2 zal zijn. Hier is het patroon, het is eigenlijk heel simpel als je kunt breien!

    Een kilo wol

    Nu ik op mijn broers huis pas, kak ik wel weer een beetje in. Een prachtig groot huis naast een groen park, maar geen werk op de planning en nog ruim twee weken tot Schotland. Ik kan inmiddels niet meer wachten. Ik heb zin om Ted te zien, en ook ontzettend veel zin in Schotse vibes. Regen, wind, kliffen, haardvuur: count me in (dat begint dus te kriebelen, voor wie zich afvroeg waar de titel op sloeg). Ik ben echt geen zomermens, haha! Ik ga eind deze maand lekker tien dagen naar hem toe, dit keer met het vliegtuig. Het is echt ongelofelijk hoe gemakkelijk die reis zal zijn, eind van de ochtend vertrek ik uit huis, eind van de middag zit ik bij hem op de bank. Terwijl dat met de boot zo’n… anderhalve dag zou duren.

    Ik ben er niet trots op, want ik heb al best vaak gevlogen de afgelopen tijd (Canada, Frankrijk), maar het is wel een bewuste keuze. Ik denk namelijk dat er wel grotere vooruitgang geboekt kan worden dan individuen verbieden te vliegen om hun familie/geliefden te zien, of om een fijne reis te maken. En ik vind het ook stom dat heel veel mensen veel vliegen zonder erbij na te denken en dat ik dat dan niet zou kunnen doen om mijn vriend te bezoeken (flauwe reden, maar toch). In oktober ga ik een maand naar Ted en de boot is al geboekt, voor de langere tijden is dat echt een goede optie, maar ik ben de boot ook wel zat hahaha. Vooral de reis met trein en bus erna. En ik wil ook nog een keer helemaal met de trein, wellicht in de winter.

    En zo kabbelt het leven lekker voort, ik vind het heerlijk. Hoewel ik het eigenlijk bloedheet vind in Nederland, is de zomer wel echt het moment dat ik hier wil zijn. Een visum in het Verenigd Koninkrijk zit er voorlopig nog niet in, dus ik kan daar niet werken en maar zes maanden per jaar verblijven. Maar ik heb al veel leuke ideeën voor daar: leuke wandeltochten, kamperen, vrijwilligerswerk doen, online werken, et cetera. Ik hou erg van thuis, hier zijn, en mijn fijne kamer blijf ik voorlopig ook nog wel huren. Maar ik hou ook van Schotland en heb zin daar een leven op te bouwen: een netwerk, activiteiten, een plekje voor mezelf. Dat gaat nog wel een uitdaging worden, denk ik.

    ZO EXCITING. Ik hou erg van mijn leven. Lekker rommelig, lekker random. Met zo nu en dan een breakdown om het allemaal te verwerken, dat wel, haha.

    Natuurlijk werd er ook nog gekampeerd met medezwerverheks,
  • Daar waar de rivierkreeften sterven

    Daar waar de rivierkreeften sterven

    Als ik avonturen onderneem heb ik een – weliswaar vage – regel. Niet teveel uitdagingen tegelijk, want dan wordt het te heftig. Wat teveel dan precies is weet alleen ik, in het moment. En uitdaging, dat zou ik krijgen..

    De uitdagingen op deze tocht waren de omgeving vol met grote roofdieren (zwarte beer, cougar, wolf); voor vijf dagen voedsel mee; in mijn eentje wildkamperen; en dit allemaal al menstruerende. Daarom besloot ik niet óók nog een hele zware route te doen qua hoogtemeters, niet te lang weg te gaan en ook niet een route in the middle of nowhere, waar ik niet halverwege zou kunnen besluiten ermee te kappen. Gelukkig was het ook moeilijk goed weer, dus had ik ook niet de uitdaging van regen en kou. Sterker nog, ik nam niet eens een trui mee!

    Ik had ook even heel veel zin in een avontuur in mijn eentje. Hoewel wandelen met Ted fantastisch is, geeft een solotocht een heel ander soort kick. Je moet het dan écht zelf doen, maar het voordeel is dat je ook zelf alles bepaalt. Wanneer je stopt, wat je eet en hoe laat je slaapt. We hadden allebei ook nog niet helemaal het gevoel geland te zijn op het eiland, zelfs na vier weken voelde het voor ons beide nog surreëel aan. Ted zei al: “als je in je eentje bent beleef je alles veel intenser”. True story. Dus deden we dat.

    Ik had al een week van tevoren een paklijst gemaakt, want ik had er veel zin in. Voor de route koos ik het eerste en meest zuidelijke deel (80km) van een tocht die over het hele eiland loopt, 800km lang. Hoe meer je naar het Noorden gaat, hoe afgelegener het wordt. Dat leek Ted juist weer fantastisch, dus die pakte allerlei bussen om de ruige wildernis te bereiken. Ik werd gewoon afgezet door mijn zus nadat we nog uitgebreid lunchten in een veel te chique café. Hebben we van onze moeder, die houdt ook zo van cafeetjes, vooral tijdens wandeltochten!

    Zondag

    Het werd al snel duidelijk dat ik het pad deelde met fietsers en dat mijn hele route eigenlijk ook een fietspad was, hoewel er maar weinig volk was. De eerste fietser die mij tegemoet kwam schreeuwde waarschuwend: “bear in ten kilometers!” en nadat hij me al gepasseerd was: “or maybe five!”. Of het nou vijf of tien was, eer ik daar zou zijn was die beer daar echt niet meer. Maar het zette me wel op scherp en ik begon hard te zingen.

    Toen mijn inspiratie op was pakte ik het Lord of the Rings boekje erbij die ik die week ervoor nog gescoord had in een lokale kringloop en ging hardop de gedichten voorlezen. Het was wel toepasselijk, want ik voelde me constant zo gelukszalig van de onbekendheid van wat er ging komen. Wat ligt er achter die bocht? Waar slaap ik vanavond? Wat ga ik allemaal zien? Hoe gaat het pad zijn?

    A Walking Song

    Upon the hearth the fire is red
    Beneath the roof there is a bed
    But not yet weary are our feet
    Still round the corner we may meet
    A sudden tree or standing stone
    That none have seen but we alone
    Tree and flower and leaf and grass,
    Let them pass, let them pass!
    Hill and water under sky
    Pass them by, pass them by!

    Still round the corner there may wait
    A new road or a secret gate
    And though we pass them by today
    Tomorrow we make come this way
    And take the hidden paths that run
    Towards the moon and to the sun
    Apple, thorn and nut and sloe
    Let them go, let them go!
    Sand and stone and pool and dell
    Fare you well, fare you well!

    Home is behind, the world ahead
    And there are many paths to tread
    Through shadows to the edge of night
    Until the stars are all alight
    Then world behind and home ahead
    We’ll wander back to home and bed
    Mist and twilight, cloud and shade
    Away shall fade, away shall fade!
    Fire and lamp, and meat and bread
    And then to bed, and then to bed!

    -Tolkien

    Het was gloeiend heet en er waren toch wat heuveltjes. Ik boos, de route zou toch plat zijn?! (De dagen erna geen heuvel meer gezien, wees gerust). Ik vond gelukkig een goede stok in de berm om een beetje op te kunnen leunen. Steeds keek ik om me heen op zoek naar beren. Zou hij hier dan hebben gezeten? Zit ‘ie er nog?

    Het was al kilometers lang een dorre bende, en beekjes die op de kaart aangegeven stonden waren allemaal opgedroogd. Ik zette in op nog een laatste zes kilometer doorbeuken tot het volgende riviertje op de kaart en dat was de hemel. Een groot donker bos met een frisse, snelstromende rivier met een mooi bruggetje. Het was al zeven uur toen ik aankwam en ik was erg moe, maar er moet nog zoveel gebeuren voordat je naar bed kan. Me wassen in de rivier, avondeten maken en eten, tentplek zoeken en tent opzetten, douglas theetje drinken, en een belangrijke hier: je eten in de boom hangen tegen de beren. Dat is nogal een vak apart (moet echt aan een tak niet te dicht bij de stam en hoog genoeg, beren zijn goeie klimmers), maar warempel ging het die eerste avond goed.

    Ik was hondsmoe toen ik in de tent lag – alleen de binnentent wel te verstaan. Het is zo’n mooi koepeltje van muggengaas en het bos was zo prachtig en het weer zo goed, dus leek me dat een prima idee. Maar toen ik in de tent lag voelde ik me kwetsbaar. Drie fietsende Amerikaanse mannen kampeerden ook vlakbij in hun hangmatten, dat stelde me gerust. Maar ik Googelde toch even. Op Reddit had iemand het erover dat je zelfs prima zonder tent kan slapen, die dieren laten je wel met rust. En als je toch paranoïde wordt, moet je gewoon wiet roken of een podcast opzetten. Het idee dat het irreële angst was stelde me gerust. Toch sliep ik slecht, want ik had opeens last van enorme kiespijn (random?!)

    Maandag

    Ik werd brak wakker, maar was meteen ontzettend blij met het leven nu ik zo omgeven was door prachtig bos. Fluitend vervolgde ik de route. Het werd alleen maar platter en platter en ik zou een heel lang stuk rechtdoor af moeten leggen helemaal langs een meer. Dat meer daar zag je niks van, maar ik week even af van de route en nam een duik. Zalig! Wat een leven!

    ’s Avonds kon ik maar geen mooi plekje vinden langs dit lange fietspad dus ik liep maar door en door, en kampeerde uiteindelijk dichtbij de bewoonde wereld. Slapen in alleen de binnentent voelde al vertrouwder, het is zo fijn de wereld om je heen te kunnen zien en naar de sterren te kunnen kijken! Maar toch voelt het ook als een veilig huisje doordat er nog een doek tussen jou en de buitenwereld zit. Ik kreeg alsnog wel een hartaanval bij elk geluidje, maar ik heb geleerd daarmee te leven. En er vloog ook nog een drone over, waardoor ik allerlei visioenen kreeg over mannen die me gingen pakken, maar het leek me ook onwaarschijnlijk dus liet ik ook die angst weer varen.

    De kiespijn was echter geëscaleerd tot niveau ‘niet-te-harden’ en ik was wanhopig. Ik zat 8 kilometer van een stadje af, toch maar langs de tandarts? Moest ik het avontuur dan nu al afbreken? Het ging net zo lekker! Gelukkig had ik bereik en kon ik appen en insta’en ter afleiding.

    Dinsdag

    Ik liep over de hete, geasfalteerde weg en stak mijn duim op bij de enkele auto die voorbijreed. Een oud exemplaar stopte, achter het stuur zat een wiet-rokende man en op de passagiersstoel een chihuahua. Hij wees me onderweg de First Nations (oorspronkelijke bewoners van Amerika) settlements aan, de tribe in dit gebied (of eigenlijk meerdere tribes) is de grootste eenheid van heel Brits-Columbia! In het stadje zag ik inderdaad ook veel First Nations, en ik merkte bij mezelf dat ik ze bijna als een soort beroemdheden zag. Dé First Nations, wow, cool, ik wil ‘ze’ zien. Het is en blijft wel een aparte situatie (zacht uitgedrukt). De settlements zien er armoedig uit en er is een enorm hoog gehalte aan verslaving onder First Nations. Ze lijden nog steeds hard onder de uitroeiing onder hen, maar langzaam krijgen ze weer meer rechten en erkenning, en ook hun stukken grond terug. Langzaam. Het gedeelte waar ik liep – en nog veel groter dan dat, behoort ook tot hun traditionele territorium:

    “Our traditional territory is the geographic area occupied by our ancestors for community, social, economic, and spiritual purposes. We have never given up title on this land, nor have we ever been compensated for it”.
    – cowichantribes.com

    De tandarts zei dat ik thuis mijn kies moest laten trekken en nu aan de antibiotica kon zodat de pijn van de infectie zou zakken. Dus ik weer terug de route op, ik was allang blij dat ik geen acute wortelkanaalbehandeling hoefde en de rest van de tijd bij mijn zus op de bank zou moeten liggen.

    Parallel aan het fietspad liep nu een wandelpad door een prachtig jungle-achtig bos, die helemaal meeboog met de bochten van de rivier. Er was geen mens te zien en ik gokte zo dat er een hoop wildlife was. Ik nam een duik in de rivier vanaf een mooi strandje en voelde me de koningin des levens, hier, omgeven door bos en wild en rivier en zon.

    In mijn blote borsten lag ik te zonnebaden toen een vrouw op het pad naar me riep. “A cougar in the river, less than a kilometer from here! I got scared and turned around!”. Shit. De adrenaline gierde door me heen. De cougar, ook wel ‘mountain lion’ genoemd en basically gewoon een puma, is een sterk en groot wild dier. Een reuzenkat. Ze vallen nauwelijks mensen aan, maar er zijn hele specifieke richtlijnen voor wat je moet doen als je ze tegenkomt. Niét wegrennen of -lopen. Wachten tot de cougar weggaat, je groot maken en roepen.

    Ik droogde me traag af en bleef om me heen kijken. Kwam hij hier naartoe zwemmen? Liep hij nu boven me op het pad? Ging ik ook terug? Terug was 1,5 kilometer tot het fietspad. Verder was drie kilometer tot het fietspad. Het leek me dom, maar ook slim. Ik moest hier ergens vanavond ook wildkamperen. Als ik nu besloot bang te zijn voor de cougar, hoe ging ik dan in ’s hemelsnaam hier in de tent liggen? Nee, bedacht ik. Die cougar is hier, dat wist ik. Hij ontwijkt mensen graag. Ik ga door. En als ik sterf, was het op een mooie manier (en ja, ik heb toen een filmpje voor nabestaanden opgenomen HAHA). Ik stopte twee stenen in mijn zak en liep luidkeels zingend (ik herhaal: luidkeels) door. In the jungle, the mighty jungle, the lion sleeps tonight.

    Ruim een kilometer verder liep een ouder echtpaar me tegemoet. Ik was inmiddels kapot moe van de adrenaline en het harde zingen en blij met de vertrouwde vertoning van mijn eigen soort. Ze hadden de cougar niet gezien, maar, zeiden ze, ik moest me geen zorgen maken omdat die beesten zich gewoon met zichzelf bemoeien en ons mensen niet zo boeiend vinden. Dat ik maar heel veel wilde dieren zou mogen zien en of ik, net als mijn zus, niet ook op het eiland kwam wonen. Ze waren zo lief en rustig, dat ik spijt had van mijn luide gezang en daarmee een kans op het zien van de cougar gemist had.

    Ontzettend moe van de dag vond ik aan het einde van een zijpaadje een beschutte zijloper van de rivier. Het was er een beetje donker, maar wel uit het zicht van de grote rivier en het hoofdpad en toch ook wat opener dan in het wilde bos zelf. En kamperen bij water is toch wel echt bijzonder handig. Ik waadde op mijn nep-crocs door de rivier op zoek naar een overhangende tak om mijn zakken met eten aan op te hangen, en zag op een plekje waar het water minder hard stroomde allemaal rivierkreefjes om m’n voeten lopen. Ik vond het een beetje griezelig maar ook wel lief; het is gewoon weer iets waar ik aan moet wennen. Aan de kant zag ik allemaal kreeftenpootjes liggen met daarachter een soort wild paadje. Brrr, vast een geliefd plekje van de beer of wie dan ook voor een hapje.

    Zie tasje met eten ver weg rechts

    Het stromende water was een kalmerend geluid, maar ik hoorde er ’s avonds ook van alles in. Mensenstemmen en plonzende beren bijvoorbeeld, maar dan kalmeerde ik mezelf weer met dat áls die er inderdaad waren ze mij wel met rust zouden laten (dat er mensen zouden zijn in de schemer leek me onwaarschijnlijk). Ik sliep desalniettemin slecht door de stekende pijn in mijn gebit en keek om het uur op de klok.

    Wildkamperen is prachtig en ik ga het alleen maar prachtiger vinden. Maar ik ben ook altijd blij als het weer ochtend is, de zon weer op is en er niks engs meer kan gebeuren. Ik denk dat dat met de ervaring wel minder zal worden, omdat het vooral in mijn hoofd zit. De natuur, met nieuwe geluiden en nieuwe dieren, is gewoon wennen en de risico-inschatting is door gebrek aan ervaring dan een beetje overdreven. Ik denk dat veel van ons de wilde natuur eng vinden, omdat we het gewoon niet kennen, of te weinig zien.

    Exposure kan een goede therapie zijn voor angst (als die angst niet té erg is, denk ik) en dat is hier in Canada net zo. Maar ook met wildkamperen over het algemeen. Het vaak doen en leren dat het veilig is, maakt het steeds makkelijker. En onvergetelijk, want hoe machtig is het om wakker te worden in een groot bos naast een stromende rivier, met het bewustzijn dat er ieder moment een beer of cougar kan verschijnen?! Het is een geheel nieuw niveau aan natuurbeleving voor mij, en ik merk dat het nu al verslavend is. Ik wil meer: hier de hele tijd zijn, nog meer spannende bijna-ontmoetingen of helemaal-ontmoetingen met dieren hebben, nog meer bange avonden die overgaan in blije ochtenden.

    Woensdag

    De volgende dag deed ik rustig aan, de moeheid stapelde zich nu een beetje op. Ik nam vele pauzes op prachtige plekjes: in een zacht mosbed; op een klif boven de rivier; en op een strandje bij de rivier om te kunnen zwemmen. Het leek me slim om daar alvast eten te koken en af te wassen, zodat ik voor mijn kampeerplek niet afhankelijk was van water. Ik vond ’s avonds een prima plek, niet zo boeiend, en zette ook eens de buitentent op. Het voelde wat beschutter en in combinatie met een zware ibuprofen hoopte ik op een goede nachtrust.

    De volgende dag zou ik al snel het eindpunt halen en daar keek ik ook wel naar uit (en naar de koffie die ik daar zou gaan drinken). De verslaving van het wildkamperen en het méér willen werd nu een beetje overruled door moeheid. Steeds die tas ophangen tegen beren, steeds bang dat er een voor je neus staat, steeds bij elk geluidje opschrikken. Ik had ook wel weer zin in kamperen in de tuin van mijn zus (waar ook beren lopen, maar dat voelt toch anders).

    Heel in de verte hoorde ik de snelweg al, en dat irriteerde me. Niet omdat het nou zo’n hard geluid was, maar ten teken dat hier mensen waren. Maar de aanwezigheid van volk was juist waarom ik de route had uitgekozen en ik besefte: mensen zijn óók onderdeel van het landschap. In een museum las ik hoe we vaak een romantisch beeld hebben van hoe de First Nations leefden met de natuur, maar dat ook zij grote dorpen bouwden, aan akkerbouw deden, stukken bos afbrandden om meerdere redenen en een infrastructuur hadden. Maar ze dachten aan de duurzaamheid ervan zodat toekomstige generaties ook verzekerd waren van een goed leven. Ze respecteerden andere levende wezens omdat ze wisten dat ze er afhankelijk van waren. Maar als ik nu geluid van menselijke beschaving hoor, denk ik alleen maar aan destructie. Aan dat het tegenover natuur, wildernis en leven staat, en daarmee haat ik mensen altijd een beetje (soms zo erg dat ik mezelf haat en wat ik de aarde ‘kost’). Maar het is niet per se mens eigen om zo te zijn, en met die positieve gedachte viel ik in een diepe slaap.

    Donderdag

    Afscheid nemen van het bos, ik wilde het nog niet. Maar ik was ook slap van de ibuprofen tegen mijn menstruatiekrampen en keek uit naar de koffie in het dorp. Ik sleepte mezelf erheen en werd niet teleurgesteld: heerlijke koffie en een diepe bank om mijn LOTR boek in verder te lezen.

    Ik overwoog om de halve route weer terug te lopen, maar was ook bang dat ik het daarmee zou verpesten. Nog genoeg mooie wandelingen te maken op dit eiland en ik zou er echt nog wel tijd voor hebben. In afwachting van de bus bestelde ik nog een bakkie en vroeg voor de zekerheid aan de koffiedame of de bus ging. Surprise: it didn’t. Mijn zus zou me in de volgende stad op komen halen, en die was al vertrokken, dus ik moest er toch echt heen!

    Gelukkig bedacht ze zich ineens dat haar man die middag erheen zou rijden en regelde ze een lift voor me. In de auto had ik het met die man over cougars en hij vertelde me dat boswerkers soms ogen op de achterkant van hun helm schilderden, omdat cougars vaak van achter aanvallen. Hij zei dat er wel degelijk mensen zijn aangevallen door die beesten en je niet voorzichtig genoeg kan zijn. Misschien was het dus toch niet verkeerd dat ik me luidruchtig door het bos had verplaatst? In ieder geval leefde ik nog en zou ik snel weer herenigd zijn met zus en nichtje ❤

    xxxxxxx

  • Alleen tussen de beren

    Alleen tussen de beren

    Gister zagen we een beer. We waren nietsvermoedend door het bos aan het fietsen toen een wielrenner die ons vijf minuten daarvoor ingehaald had, ons weer tegemoet fietste. Hij stak zijn hand op ten teken dat we moesten stoppen. ‘Een enorme zwarte beer op het fietspad verderop, hij loopt deze kant op’. We keken elkaar aan: gaan we erheen fietsen om hem te zien of is dat heel dom? We besloten dat het dom was en het tóch te doen.

    De volgende vraag die we onszelf stelden was of we geluid zouden maken zodat de beer ons aan zou horen komen – met het risico dat hij de bosjes in zou vluchten voor we hem te zien zouden krijgen. Beren, en met name zwarte beren, zijn niet echt agressief. Ze zijn vooral schuw en zullen je altijd proberen te ontwijken. Meestal, als een beer jou opmerkt, maakt ‘ie dat ie wegkomt. Maar als hij geen vluchtroute ziet of zich bedreigd voelt, is er een kans dat hij je te grazen neemt. Of je dat overleeft is de vraag. Dus we besloten liedjes te zingen zodat we hem niet zouden verrassen. Toen zag ik hem, daar, vijftig meter verderop. Hij zag mij ook en schoot de bosjes in, nog voordat Ted hem te zien kreeg. 

    Nog geen kilometer hiervandaan zagen we ‘m

    Het is nu de tweede keer dat ik een zwarte beer hier in Canada zie en je wordt een stuk geruster als je hem een keer ziet. Ze zijn heel fluffy, niet heel groot, en de gedachte dat ze vooral bramen en blaadjes eten draagt bij aan het cute-gehalte. Dus dat ik volgende week in mijn eentje door de Canadese wildernis ga backpacken, vind ik wat dat betreft niet zo spannend. Maar ‘s nachts, als ik met Ted in de tent lig en geluiden hoor, wordt het opeens veel spannender. Want er zijn ook nog de cougars (puma’s) en zowel die als een zwarte beer hoef ik niet in het donker tegen te komen, bedankt. Hoewel Ted me waarschijnlijk niet kan redden uit de armen van zo’n beest, voelt het toch een stukje fijner samen.

    Maar ik wil ook weer even alleen op pad. We zijn twee maanden op Vancouver Island, een eiland aan de westkust van Canada, om mijn zus te bezoeken die hier woont. We doen veel samen, maar Ted wil een heftige hike doen in de bergen ver in het Noorden van het eiland, en ik vind dat net even te veel. Dus ik ga een gemoedelijke tocht doen in het Zuiden, dichter bij de bewoonde wereld en véél platter. En een solo-tocht voorbereiden, daar word ik altijd zo blij van! 

    Het begint met de paklijst. Zeven dagen geen voedselvoorzieningen, wat gaat er dan allemaal mee zonder dat het tonnen geld kost en kilo’s weegt? Havermout, noten, snickers, oploskoffie, boter voor de vetten, beef jerky voor de eiwitten, gedroogde aardappelpureepoeder, blikjes vette vis, misschien van die gore gedroogde pasta’s uit de supermarkt. Je wilt vooral veel calorieën, eiwitten en vetten binnenkrijgen, gezond is niet echt een prioriteit. Het valt me altijd weer op hoeveel een mens eet op een dag. Zeven dagen aan eten is zó veel!

    Qua kleding wil ik ook minimaal gaan, maar ga ik slapen in mijn wandelbroek of neem ik toch een extra pyjamabroek mee? En mijn dikke fleecevest die zwaar is, of ga ik gewoon in mijn slaapzak liggen als het koud is? Ik zal ook weinig bereik hebben, dus ik neem een klein boekje mee en mijn breiwerk. Wat ik waarschijnlijk beide niet ga gebruiken, want als ik me verveel heb ik nergens zin in. Omdat mijn wandeltocht vooral in het bos gaat zijn, laat ik tenslotte met pijn in mijn hart mijn verrekijker bij mijn zus liggen. Scheelt een hoop gewicht.

    Er is zo ontzettend veel te doen op Vancouver Island, maar wij houden van natuur en hebben dus gekozen om vooral hikes te doen. Daarnaast hebben we net twee weken op een boerderij afgerond, waar we woonden en aten in ruil voor onze arbeid. Dat was supertof, maar we waren ook blij toen we weer vrije vogeltjes waren!

    We hebben een toffe hike in het bos gedaan van vier dagen langs allemaal hutten, waar we al die dagen maar één mens tegenkwamen (en dus die andere beer). En nadat we allebei onze hike van zeven á tien dagen erop hebben zitten, ben ik jarig en gaan we dat vieren met een boottocht om walvissen te spotten. Het leven valt hier niet tegen. Maar na deze tocht moeten we allebei weer naar ons eigen landje om geld te verdienen en onze lieve vrienden en familie weer te zien, en weten we niet wanneer we weer samen zullen komen. Daar proberen we nog even niet over na te denken (of moeten we dat juist wel doen? lol) en te genieten van alles hier!

    Bosmaaieren op de boerderij

    Liefs!!

  • Óns einde van de Pennine Way

    Óns einde van de Pennine Way

    Ik ben alles zat. Ik ben de oploskoffie zat, ik ben mijn gore kleding zat, ik ben het zat dat ik elke dag hetzelfde linzenprutje eet, ik ben het zat dat mijn tent een grote teringbende is en het ook niet echt anders kan, en ik ben het elke dag weer boodschappen doen zat. Maar helaas, dat laatste zal ik een leven lang moeten blijven doen (tenzij ik mijn eigen eten produceer natuurlijk).

    We zijn nu vijf dagen geleden al gestopt met wandelen. Zora heeft interne voetproblemen die regelmatig tijdens wandelingen opspelen; een teken dat we het weer iets te heftig hadden gemaakt allemaal. Hoewel we op een nieuw plekje zitten waar nog van alles te ontdekken is, is dat ook een beetje opvulling tot ik dinsdag het vliegtuig naar huis neem (de boot was moeilijk duur). Maar is niet alles in het leven opvulling? 😜 Het helpt ook niet dat ik slecht sliep vannacht door pratende campinggasten en dat ik pas net mijn eerste slok koffie achter de kiezen heb. Maarja, oploskoffie. En die ben ik zat.

    Lekker met onze meuk in het gras

    Daarvóór

    We waren halverwege de Pennine Way gekomen en dat was ook het einde van de kaart die ik had gekocht. En aangezien mijn knie tijdens de wandeling opspeelde, had ik van tevoren bedacht dat ik daar zou stoppen. De laatste week zou ik dan wel opvullen met op leuke campinkjes hangen ofzo, ik zou het wel zien. Maar na twee relaxte dagen op de prachtige camping langs de rivier had ik ook wel zin om gewoon door te wandelen. De route leek niet bijster heftig te worden de komende twee dagen en vanaf daar was ook weer een openbaar vervoer optie om in Newcastle te geraken.

    Ik had geen spijt, want het was denk ik wel het mooiste stuk van de route tot nu toe. We volgden twee dagen lang een snel stromende rivier tegen de stroom op die ons langs meerdere watervallen bracht. Het zag er zo wild en prachtig uit allemaal! Een betweterige man kwam ons nog even vertellen hoe we moesten lopen terwijl we gewoon de route volgden, en hij voegde er nog aan toe: “nou, jullie zijn dapperder dan ik!”. Toen wilden we eigenlijk zeggen “ja, maarja, wij zijn ook vrouwen”, maar dat deden we niet want hij was ook eng en we wilden eigenlijk überhaupt niet met hem praten.

    Zeldzame vondst

    We moesten wildkamperen of 35 kilometer lopen, maar dat laatste is geen optie voor ons. Dus pleurden we onze tassen op een plat stukje nadat we een waterspreeuw zagen duiken in de rivier, bijzonder beestje! We hadden een stukje niet-weiland gevonden en dat leek ons wel netjes, maar daar kwam toch de schapenboer aan toen ik de heuvel zonder tas opgeklommen was op zoek naar 4G. “Mag ik vragen wat je hier doet?”.

    Hij kwam vriendelijk over en ik gaf maar eerlijk toe dat ik bereik zocht, hoewel ik er niet trots op was. Altijd dat internet weer als prioriteit, maarja, ik wilde even wat van mijn vriendje horen en een update van de dag sturen. “Ik wil je op het hart drukken op de paden te blijven hier”, antwoordde hij begrijpend. “Er groeit hier een bijzonder paars bloemetje, de voorjaarsgentiaan, en daar zijn we zuinig op. Je vindt hier een paar unieke planten voor Brits territorium!”. Ik verontschuldigde me, ik dacht gewoon het paarse viooltje te hebben gezien, en dacht meteen dat kamperen in het gras hier dan vast ook niet gewaardeerd zou worden, dus ik speelde maar open kaart. Konden we daar ons tentje opzetten?

    Nee, echt niet. “Zet hem liever in mijn veldje op, daar”. Hij wees vijftig meter verder en ik vond het allang best. Een plekje met toestemming is nog beter. Hij bood nog aan water langs te brengen, maar wij vonden de rivier prima (bepaalde ik ook even voor Zora) dus schouderophalend reed hij weg op zijn quad die alle schapenboeren hier lijken te hebben. Na een ijskoude nacht – hadden we niet verwacht – kwam ’s ochtends ook de boerin nog even langscrossen (hier: the farmerswife, maar wij willen dat omdraaien naar the farmer & the farmers’ husband, wie doet er mee?) om te vragen of we het overleefd hadden. Hele lieve mensen allemaal.

    Maar één ding bleef knagen. Wij mochten wel vijftig meter verderop kamperen in een schapenweiland, maar niet op het stukje gras achter het hek. Want o wee, misschien zouden wij het gentiaantje wel pletten. Maar de miljarden schapen die alles wat los en vastzit weggrazen, die zijn geen probleem? Zijn zo’n boer en haar man niet een beetje hypocriet bezig als ze zeggen zich zo te bekommeren om een paar unieke bloemetjes? Later lazen we op een infobord dat de natuurorganisatie samenwerkte met boeren die door middel van ‘traditional farming’ bijdroegen aan het behoud van dat plantje. Goed, ben wel benieuwd dan. Haha, altijd weer wat te zeiken.

    Menselijke wegwijzers

    Na weer een prachtige wandeldag kwamen we vermoeid aan in een schattig dorpje. Eenmaal neergestreken op de groene camping besloten we eigenlijk al een beetje: we kappen er hier mee. De etappes erna zouden heftig zijn en we konden zo de kale bergen opkijken. We hadden totaal geen zin in dat open, winderige, hoge landschap en weer dágen zonder supermarkt. Ons eten was nu al op en er was hier ook geen winkel. En elke keer als we dan weer inslaan is die tas zo belachelijk zwaar. Het waren twee etappes, maar voor ons vier dagen, naar de beroemde Hadrian’s Wall (een oud romeins muurtje). En op zich hadden we wel zin in die plek, er gebeurde weer wat. Een informatiecentrum, een beetje toerisme, leuke pubs. En er ging ook een trein en bus naartoe vanaf waar we nu waren. Dus deden we dat.

    Een beetje hoog en kaal mag best, zo mooi hier!

    We waren een beetje gestresst waar we uit moesten stappen, maar een vrouw hielp ons en zou ons wel de weg wijzen, zei ze. Het was nog een uur lopen naar de camping die we op het oog hadden en ze kon ons de minst heuvelachtige route laten zien, ook al wilden wij eigenlijk de andere kant op. Maar iedere keer twijfelde ze weer. Eerst vroeg ze de buschauffeur of ze het wel goed had. Later liep ze de supermarkt binnen en kwam naar buiten met een medewerker die ons uitlegde waar we heen moesten. Naja, wij kunnen ook wel op de kaart kijken, maar ze wilde per se dat we haar volgden, kom daar maar eens vanaf! Eindelijk waren we bij haar huis, die op de route lag en ze legde nog eens tien keer uit wat wij al vóór de eerste uitleg doorhadden. Snel liepen we weg en werden meteen ingehaald door een man die ons ook weer de weg leek uit te willen leggen. “Waar moeten jullie heen?” werd echter al snel gevolgd door een “Lift nodig?”.

    We keken achter ons of de vrouw ons nog zag (was niet zo) en stapten in een poepsjieke Tesla. Het was een leuke vent die vrijwilliger was bij het wandelfestival dat blijkbaar nu gaande was. We kletsen wat en toen we tien minuten later de oprijlaan van de camping opreden waren we even stil, tot Zora vanaf de achterbank een reeks vloeken uitkraamde. Het héle grasveld stond rij aan rij vol met identieke tenten en in het midden zat een kring jonge kerels – beetje militair sfeertje. Geen sprietje gras over voor twee jonge meiden. De bestuurder moest bijna huilen van het lachen toen hij de auto keerde en ons bij een andere camping afzette. We waren blij dat we niet het uur naar die camping hadden gelopen! Zo hadden we toch dankzij die opdringerige vrouw deze lift gevonden. HeT mOeSt Zo ZijN.

    Uren bezig met het goede plekje vinden en dan alsnog schuin staan

    Herinneringen ophalen

    Vorig jaar fietste ik in maart de boot af, Newcastle door, om een half jaar door Schotland rond te gaan trekken met mijn tent. De route leidde eerst langs deze Hadrian’s Wall en nu zitten we in hetzelfde informatiecentrum waar ik op de tweede dag van mijn tocht koud en verkleumd mezelf heb opgewarmd. We consumeren nu wat in het café, terwijl ik toen mijn eigen bakkie op de picknickbank buiten zette.

    Als ik daaraan terugdenk, ben ik blij dat ik hier nu met Zora ben. Als ik iéts heb geleerd die tocht, is het dat ik blij word van gezelschap en solo-tochten in het vervolg gewoon voor kortere tijd ga doen (want ik geniet ook zeker nog steeds van avontuur in mijn eentje). En iets anders dat ik heb geleerd is dat het gewoon leuk mag zijn en geld mag kosten. Dat ik me warm mag voelen, mag genieten van een kopje koffie ergens binnen, van lokale cultuur ook al kost dat geld, van onder de mensen zijn, van een duur bedje op een koude dag. De heftige avonturen, daar geniet ik onwijs van, maar voor een kortere tijd. Gewoon, een weekje de wildernis in. Of een fietsvakantie van drie weken.

    Lady Zora

    Ik mis Schotland

    En nu ben ik het dus ook een beetje zat. Zonder dat doel van wandelen is het een beetje wachten – hoewel erg gezellig met Zoortje. We wandelen wat, drinken koffie en loeren naar de andere campinggasten en raden wie Nederlands is. Dat kan weer, want hier zitten ze! Deze maand kwamen we er nul tegen, dus wij lekker hardop Nederlands commentaar geven op iedereen. Internationale woorden spellen we dan, zodat niemand door heeft dat het over hen gaat. Soms zeggen we dan tegen elkaar “wat zijn we toch héftig” en dan moeten we weer lachen omdat het zo leuk is om een heftige vrouw te zijn. Maar nu zijn we omringd door landgenoten en moeten we maar weer zachtjes praten en aardige dingen zeggen 😉

    Zora gaat wandelen in Schotland en nu ik me zo nostalgisch voel over mijn fietsreis en de doedelzakmuziek door de speakers klinkt, heb ik zoveel zin om mee te gaan! Maar gelukkig komt Schotland naar mij (lees: Ted) en staat ons een bizar vet avontuur te wachten, want na een weekje thuis gaan we mijn zus en haar gezin opzoeken.

    In… fucking Canada!! Bears and coyotes and whales, here we come! 🐻🐈🐋🦅

    P.s. ik kom zéker een keer terug om de PW af te maken, echt zo’n ontiegelijk mooie route!

  • Pennine Way week 3

    Pennine Way week 3

    Nou, de meiden zitten weer in een café. Bovenop mijn warme chocolademelk prijkt een heuveltje marshmallows en Zora heeft een broodje zalm besteld. Het leven valt ons niet zwaar, ook al zijn we op hike met al onze spullen in een rugzak die aan onze schouders trekt. We hebben het er wel eens over hoe anders we dit tien, of misschien zelfs vijf jaar geleden nog deden. Zelfs in de winter nog met je zomerslaapzakje, altijd kilometers doorjenken, weinig eten mee want gewicht. Maar we hebben genoeg afgezien om te weten dat we er ook gewoon van houden om het leuk te hebben.

    Als je haar maar goed zit maar wifi hebt

    Nou, leuk hadden we het. We namen twee dagen de bus vanwege mijn knie en het regende en waaide ook nog eens. Dus Zora ging gewoon gezellig mee, want de route zou door kale heuvelbergen leiden en we hadden het al koud op zonnige dagen, dus laat staan. Ik was wel chagerijnig, omdat ik niet goed wist hoe het nou verder moest. Deed ik er goed aan door te lopen, of zou ik daarmee mijn knie verpesten? De eerste camping was meteen top, want goedkoop en rustig én een picknickbank. Meer hebben we niet nodig. Zora deed geen oog dicht door de rukwinden, maar ik sliep daar heerlijk doorheen. Wel weer apart, aangezien auto’s me wel de hele nacht wakker houden! Des te meer reden voor Zora om nog een dag mee te gaan met een prachtige treinroute door de Yorkshire Dales. Niet gek zo, die afwisseling! We keken naar buiten en waren zo blij dat we daar niet liepen. Poi. Wat zijn we toch verstandig.

    Uitzicht vanuit treintje die tussen Leeds en Carlisle toeft met de enige blauwe lucht van die dag

    We streken neer op een campinkje twee etappes verder sinds onze laatste loopdag en brachten de dag door in een beroemde kaasfabriek met een leuk café. Overal prijkten Wallace & Grommit, blijkbaar komt Wenchester kaas veel voor in die films en heeft het van een bijna-faillissement gered.

    Wij propten wat kaas van de gratis proeverij in onze mond en gingen toen naast een stopcontact zitten met onze bakkies, en al gauw werd het hondsdruk. Naar ons weten was er weinig te beleven in dit gehucht, maar het bleek een trekpleister. Terwijl we in de meeste dorpjes tot nu toe meer armoede zagen (althans, zo interpreteerden wij het, maar misschien is het ook deels cultuur/mode die in NL geassocieerd wordt met lagere economische klasse, maargoed, naar ons weten ook wel veel zichtbaar alcoholisme en drugsgebruik en dat is misschien ook wel een teken van armoede/arbeidersleven, Zora zegt nu: oja Simone de Antropoloog) – was dit dorp één en al elite. Zora voelde zich er meteen thuis, want die gedijt wel in een ‘oud geld’ sfeertje. Zo loopt ze erbij als een zwerver, maar wel met een zijden sjaaltje om haar nek, pareltjes in haar oren en roodgelakte nageltjes. Ik vind het altijd ook opvallend om te merken dat ik me veel ontspannender voel onder de kakkers dan onder de tjappies, wat me des te meer laat zien dat ik ook gewoon een rijke snob ben. Daar schaam ik me dan weer voor. Ongelijkheid is kut. Waarom heeft niet iedereen gewoon dezelfde middelen, dezelfde welvaart?

    ’s Middags al lagen we in bed en waren niet zo moe, we hadden immers weinig anders gedaan dan koffie drinken en mensen loeren. Hoewel mijn knie na twee dagen rustiger was, deed ik nu weer geen oog dicht. Ik had zin om naar huis te gaan, maar dat doe je niet, en de volgende ochtend pakten we gewoon weer braaf in en gingen lopen. Dat deed me goed, en dat had ik kunnen weten. De lucht trok open en we zouden iets van 18 kilometer lopen. Een goede afstand, maar niet overdreven. De camping waar we op uitkwamen was een paradijsje met prachtige douches, een winkeltje en.. wifi! Ik heb mijn bundel al drie keer opgemaakt, waarschijnlijk aan een beetje stom scrollen op Instagram. Dat is jammer, want ik wil ook breitutorials kijken op YouTube en fotootjes sturen naar mijn familie. Hoewel de zon scheen was het koud, dus in onze bedjes lagen we lekker filmpjes te kijken en we waren gelukkig.

    Romantiseren kun je afleren

    We hadden zin in het volgende stuk, want de Peruaan van de eerste dag had al kwijlend verteld over de hoogste pub van Engeland die daar zou zijn, waar je ook je tentje op kon zetten. Wij hadden er vanaf die dag naar uitgekeken, maar inmiddels hebben we ook geleerd dat wij een iets te romantisch beeld van de wereld hebben en daarom niet zelden teleurgesteld zijn. ‘Oh misschien hebben ze wel een winkeltje op de camping, wat ga jij dan kopen?’. ‘Ja goeie, lekker een reep chocola en een biertje, zo wat heb ik daar zin in’. En dan is er natuurlijk geen winkeltje, of niet eens een camping. We verwachten wifi, douches waar je de douchkop vanaf kan halen zodat je haar droog blijft, kneuterige campings met loslopende kippen en langs kabbelende beekjes en biologische supermarkten op afgelegen plekken.

    Zo keken we ook uit naar dit paradijsje, dat maar 11 kilometer lopen zou zijn. Het was bikkelen door harde wind en op steile paadjes, toen we in de verte een horde aan campervans zagen met in het midden dat wat waarschijnlijk die pub zou zijn. Het was omringd met kale moorlands, a.k.a. heide en moeras, en het kampeerveldje bleek bij aankomst een schuine helling vol met pitrus met een keiharde wind die eroverheen loeide. Het stonk er naar riool en de pub was ramvol. We hadden de dag ervoor een tafeltje proberen te boeken – want van de yoghurt uit de campingshop alleen konden we niet leven – maar die was via de mail afgewezen met een: “thank you, we cancelled you’re booking”. Terwijl we in het halletje onze plannen stonden te overdenken kwam er ook nog eens een hoosbui overwaaien en het was ook al vier uur. Kut.

    Hier wisten we al dat het niet goed zou komen

    We overwogen wildkamperen, dan hadden we ten minste nog kans op een iets windstiller plekje. Maar Zora was ook nog ongesteld dus agressief en ik had honger dus agressief en we vonden alle opties even heftig. Dit was nou echt bij uitstek een dag om een inn te boeken. Het dichtstbijzijnde ‘iets’ op de route was een klein dorp aan de andere kant van het uitgestrekte heuvelmoeras met nog één hotel met een kamer, en 160 euro later hadden we het vooruitzicht naar een warm bedje. Maar eerst: 13 kilometer afklappen in de regen en wind, met voeten die wegzakten in het moeras. Drieënhalf uur later zakten we uitgeput op onze bedjes en lukte het ons nog net om de trap af te strompelen naar de pub. We vraten burgers en friet en dronken bier en cider en het leven was mooier dan het ooit geweest was. Zo werkt het wel, creëer wat misère voor jezelf en je gaat comfort weer tien keer zoveel waarderen. Het was het geld dubbel en dwars waard.

    Wie zijn billen brandt..

    Het chille was dat we daardoor weer een stuk vooruit liepen op onze planning, tot we erachter kwamen dat we een alternatief hadden gelopen om in dit dorp te komen en dus weer tien kilometer extra moesten lopen terug naar de route, dus uiteindelijk scheelde het vrij weinig. Na een heftige dag is een rust- of rustige dag essentieel, maarja, als er niks is, dan moet je soms door. Dus weer 20 kilometer, met een audioboek in onze oren om het vol te houden.

    In weer en wind op sandalen, dat kan alleen als je Vikingbloed hebt

    Vorige week had ik een telefonisch interview met een tijdschrift over mijn fietsreis in Schotland en ze vroeg me om advies tegen zadelpijn. Ik had daar eigenlijk helemaal geen last van gehad, maar of ik dan tóch iets van advies had. “Naja, ik denk dat het hielp dat ik niet zoveel fietste op een dag”. Later grapten Zora en ik: “Heb je tips voor minder moeheid? Ja gewoon meer slapen”. “Heb je tips voor honger? Ja, meer eten”. Het is wél waar. We zagen in een jeugdherberg een vrouw haar voeten helemaal intapen vanwege blaren en ik dacht, hoe kan het nou dat wij dat niet hebben, op één blaartje na? Het is vrij simpel: de lange afstanden afgewisseld met korte; de rustdagen als we moe zijn; de vele pauzes. Hoewel we soms weinig keuze hebben over de etappes, hebben we toch een beetje keuze, en vragen we ons af waarom mensen zo graag helemaal naar de tering gaan (zo ook in het boek Het Zoutpad, die vele mensen heeft afgeschrikt om te wandelen vanwege de horrorverhalen over blaren). Máár, we zijn er ook van overtuigd dat onze barefootschoenen heel wat leed voorkomen. Naja goed, alsof wij het allemaal weten.

    Alle eendjes zwemmen in het water

    Dus hoewel we heerlijk hadden geslapen in het hotel, waren we wel van plan een rustdag te nemen na deze etappe. Het wandelen ging met mijn knie opzich prima dankzij wandelstokken die ik bij de gevonden voorwerpen op een camping vond (!!!), maar ik wilde ook rustig aan doen voor de zekerheid. We hadden geleerd van onze fouten en verwachtten een skeere camping helemaal volgepakt vanwege Pasen, maar het was onzettend rustig en ’s avonds doodstil. We vonden een hoekje helemaal voor onszelf aan de rivier en konden vanuit onze tent zaagbekken, baby-wilde-eendjes, reigers en fitissen zien. Ook hier was weer wifi en op onze rustdag zette ik een hele vingerloze handschoen in elkaar onder begeleiding van YouTube en wildplukte mijn avondmaal bij elkaar langs de rivier (zie hier op insta voor alle planten die ik plukte).

    Nonchalant met mijn vingerloze handschoen pronken in het plantenwalhalla naast de camping

    We zetten onze tenten zó dat we uitkeken op elkaar, en ik zei tegen Zora dat ik dat fijn vond, want op de vorige camping keek ik op de achterkant van haar tentje. We barstten in lachen uit, we zijn letterlijk 24/7 samen. We gaan samen naar de wc om te poepen, we douchen in hokjes naast elkaar en we lopen de hele dag achter elkaars reet aan, maar oh wee als we elkaar niet kunnen zien vanuit de tent. Gezellig hoor.

    We hebben het hier zo heerlijk, dat we maar nog een dagje zijn gebleven. Hoe langer je blijft, hoe moeilijker je weer op gang komt, maar dat is een zorg voor morgen. Op naar nog een week!

  • Week twee op de Pennine Way

    Week twee op de Pennine Way

    We lagen ’s avonds in bed te analyseren hoe onze tassen lichter zouden kunnen. Ja ik weet het, wij zijn vóór leuke spulletjes mee en lekker langzaam zwerven, maar soms vragen de etappes echt om een lange dag met steile klimmetjes en die vinden we toch wel heftig met onze boeken en grote gasblikken. Nu is het bijvoorbeeld weer een grijze dag en zouden we twee rotsige kale pieken over moeten én 23 kilometer. De keuze is dan: óf weinig eten mee zodat de tassen lichter zijn en die kilometers afklappen, óf onderweg ergens wildkamperen maar dan heb je weer meer eten nodig. Onze gasblikjes waren ook bijna leeg, dus ik was van mijn a propos qua eten en moest opeens weer over op de wraps. Vond ik moeilijk. En het was kouder dus wildkamperen op de berg leek ons ook gedoe. Toch maar erover heen dan? Zora had achteraf toch haar outdoorbroek liever thuisgelaten en ik mijn wildpluk boek, maar heel veel meer dan dat ook niet. Hiken over een berg met tent en alles in een nog best koude maand is gewoon pittig. Klaar.

    Quasimodo

    We overwogen een route óm de berg te nemen die ons dan al na tien kilometer in een dorpje bracht. Vanaf daar zouden we de ruiter route van de Pennine Way verder op kunnen pakken naar het Noorden. De hele avond zaten we – in de jeugdherberg die we voor een nachtje geboekt hadden, gewoon leuk – te wikken en te wegen. “Oké, nee, we klappen gewoon die hele etappe af, dan zijn we maar moe”. “Ja maar shit, na die vorige lange dag zeiden we juist dat we dat niet meer zouden doen!”. “Oké we gaan wildkamperen op de berg”. “Ja nee, het wordt pleuresweer en dan zijn we daar al zo vroeg” (we wilden dan natuurlijk vóór de piek kamperen, anders sta je vol in de wind). “Nou oké, dan maar gewoon de ruiterroute?”. “Ja maarja, ook weer zo saai om van de route af te wijken, zijn we niet gewoon bang om niks?”. We besloten de avond, tot vermaak van de Franse fietser die onze discussie aanschouwde, met de ruiter optie. Tien kilometer naar een stadje, daar boodschapje doen en op de camping staan. Gemoedelijk zoals wij dat doen.

    De hele nacht lag ik daarna bovenin het stapelbed te woelen. Mijn knie deed in elke houding pijn. In februari ging ik in Frankrijk voor de tweede keer ooit skiën en maakte na een lange dag een val. De blessure leek door het wandelen beter te worden, maar vannacht was de pijn echt heftig. Ik lag vanaf 5 uur ’s ochtends al wakker en dacht: ik moet even kappen met dat lopen met die tas. Dus het plan veranderde weer. Zora had in het grauwe weer ook niet zo’n zin alleen door de heuvels te lopen, dus samen namen we gezellig het lokale busje. Onze tassen pasten er nauwelijks bij en we stootten iedereen omver; het koste ons bijna meer moeite dan een wandeldag van acht uur. Nu staan we weer op een campinkje, met uitzicht op die berg, Pen-y-ghent genaamd, die we niet over zijn gegaan, en we hebben geen spijt!

    We hoefden niet wild te kamperen sinds onze chillsessie in het huis vorige week, want we waren in een soort ‘tussengebied’. Eerst waren we in het Peak District, en nu zijn we aangekomen in Yorkshire Dales. Daartussen was wat meer boerenland met weitjes en schapen en eigenlijk genoten we daar wel van! De eerste dag na het huisje waren we eigenlijk van plan weer wild te gaan, maar we gingen tóch even loeren bij een klein terreintje aan een beekje. Dat bleek een prachtig plekje en we lieten ons ook nog verleiden tot een biertje en appelcider in de lokale pub, genaamd Wuthering Heights. Ik weet niets van literatuur, maar we liepen daar dus door de woeste hoogtes die Emily Brönte inspireerde dat boek te schrijven. Enfin, de eigenaren van de camping waren een beetje vreemd en liepen ’s avonds een uur lang dronken hun katten te roepen en op eetbakjes te slaan met een lepel. Heel bijzonder allemaal, maar wij genoten er weer van.

    De dag erna zouden we dan wel weer wat verder kunnen lopen en dan toch wildkamperen, maarja, er zat op tien kilometer óók een camping. Dat gewoon doen? We kwamen al zo weinig toe aan ‘ons boekje’. Voor Zora is dat haar 21e boek dat ze dit jaar al leest, respect, voor mij is dat mijn breiwerk. Als we dan naar een pub gaan of ff het dorp in en we zeggen “boekje mee?” dan is dat dus code voor onze eigen hobby’s. Omdat we die meesjouwen, willen we er ook wel tijd voor hebben. Dus streken we rond 13 uur al weer neer en ik werd meteen agressief. De wind stond hard en de auto’s raasden langs de camping op een 80-weg. Ik word daar gewoon boos van, maar volgens Zora was ik ‘gewoon moe’. IK BEN NIET MOE, zei ik dan terug, waarop Zora dan met haar ogen rolde want die wist wel beter. Maar ik kan oprecht niet tegen dingen die snel gaan, daar raak ik opgefokt van. Net zoals een harde straal in een douche, dan word ik helemaal onrustig, terwijl Zora dat dan weer ‘de lekkerste douche die ze ooit gehad heeft’ noemt. Zij had dus een geweldige nacht, ik sliep hooguit vier uurtjes en overdacht in de wakkere uurtjes mijn leven.

    “Nog ff één rijtje”

    Dag drie na het huisje zetten we ook weer in op een camping, met gewon een goede 18 kilometer die dag. We kwamen in een pittoresk Engels dorpje en liepen naar het caravanpark dat aan het kanaal lag. De oude eigenaar was een beetje warrig. Het was twaalf pond per persoon, maar toen ik hem het geld gaf zei hij: “huh, nee, twaalf pond in totaal, zes pond per persoon!”. Dat vond ik chill, dus ik nam het geld terug en gaf hem twaalf, waarop hij me vertelde dat als ik voor twee personen betaalde er nog twaalf bij moest. Heel verwarrend en grappig allemaal, maar we hadden een schattig veldje en ik sliep als een roosje.

    Er was ook nog een fietser, maar die zei niks en wij ook niet. Verder komen we weinig Penniners tegen, en als we ze al zien zijn het wat oudere mensen met dagrugzakjes. Die slapen dan in b&b’s enzo, wat ons eigenlijk ook wel chill lijkt ooit. Met deze tocht merken we namelijk ook dat het wat minder een zwerfroute is en meer een stevige hike. Daar vinden we wel een tussenmodus in, maar een keer lange etappes lopen met een klein tasje en dan ’s avonds in een vooraf geboekt bedje liggen lijkt ons ook wel wat. Ach ja, wE zijN oOk De JoNgSteN niEt MeEr.

    Oefenen voor leesbril met gehaakte touwtjes

    Goed, dat merk ik nu dus ook aan mijn knie, hoewel dat een probleem was dat niet door het wandelen komt (maar dat gelooft natuurlijk niemand als ze onze tassen zien). Gelukkig hoefden we gister maar tien kilometer en hadden we de jeugdherberg geboekt als treat, en plat dat het was! We genoten volop. Nét het Pieterpad, zeiden we dan, of de Vaalse Berg. Och, dan houden we toch van ons landje. Maar hier heb je dan de prachtige heuvels waarin geen mens te zien is, een paar machtige grijze rotsbergen en vooral die heerlijk stromende riviertjes met oude bruggetjes, oja en die stenen muurtjes overal. Ik pluk me de gekte aan daslook die ik dan door mijn avondprutje gooi – dat kan nu weer, want vandaag hebben we gas gescoord – en we wildplukken elke dag ons theetje. Dat boek had alleen niet meegehoeven, dat is wel duidelijk.

    Komende dagen ga ik gewoon lekker met de bus en Zora gaat lopen. Ik vind het wel jammer, maar ook wel even chill. Ooit woon ik toch in de VK en pak ik gewoon even een treintje naar de Yorkshire Dales en beklim ik die Pen-y-ghent toch nog effetjes. Nog een leven lang de tijd.

  • Eerste week Pennine Way

    Eerste week Pennine Way

    Een dikke blaar onder mijn voet en mijn knie zeurt bij elke draai. Ik voel me misselijk en wil eigenlijk mijn bedje niet uit, we kunnen eindelijk eens lummelen in bed en rustig aan doen na bijna een week elke dag de wekker om zes uur, en ik geniet er nog even van. Maar Zora is al aan het rommelen aan de picknicktafel en de geluiden van gasbrandertje en lepel in een kopje lokken me. Tijd voor koffie!

    We wandelen nu bijna een week in Engeland op de Pennine Way. Deze begint ter hoogte van Manchester in het Peak District en loopt dan recht omhoog tot de grens met Schotland. Pennines zijn bergen – wij noemen ze heuvelbergen want “het zijn niet de Pyreneeën”, of “het is hier geen Italië”. Toch, als wandelaars met zware rugzakken voelen het als bergen, met als toppunt de laatste klim gister. Drie kilometer lang stijl omhoog nadat we er al 25 kilometer op hadden zitten. Wij zijn juist meer van het kaliber ‘zwerven’ dan van keihard kilometers afklappen, maar gister maakten we een uitzondering. Het was de vierde wandeldag en we wilden op die leuke camping aankomen zodat we daar een rustdag konden houden, dus daar hadden we een langere wandeldag wel voor over. Maargoed, het was een beetje té. Blaren, kapotte knieën, schurende dijen, verbrande koppen. WeEr VaN gELeErD.

    Blij dat het niet regent

    Het weer is fantastisch en dat maakt deze tocht verder wel ultiem zwerver. Het is echt weer een nieuw level nadat we in 2022 samen een stukje van de Roots wandeling door Nederland deden, later de Dutch Mountain Trail in Limburg en twee jaar geleden een maand in Wales wandelden. Meestal staan we namelijk gewoon op campings en zijn we verzekerd van water, elektriciteit en een mooi plat tentplekje. Maar nu was wel duidelijk dat we vanaf de start ruim 60 kilometer geen camping tegen zouden komen. We hebben allebei wel wildgekampeerd, maar toch voelde het weer spannend. Zouden we genoeg water tegenkomen met deze droogte? En vonden we wel een geschikte plek? Maar de zon maakte alles makkelijker. Je kunt gewoon buiten zijn, languit liggend op een sprietje gras kauwen en wachten tot het donker wordt voor je je tent opzet. Ook al was de route tot nu toe één en al moeras, er was altijd wel weer een plat veldje te vinden speciaal voor ons.

    De eerste wandeldag zonk de moed ons alleen al in de schoenen. We hadden een dag uitstel gehad omdat Zora’s matje lek bleek en we met de trein naar een outdoor winkel moesten voor een reparatiesetje. Toen we eenmaal vertrokken vanaf de drukke camping op het startpunt was het ijskoud en winderig en veel te vroeg voor ons. Maarja, je gaat gewoon maar, want wat anders? Het was een gezellige boel op de trail, met dagjeswandelaars en de Zuid-Amerikaanse George die we de rest van de dag regelmatig tegen zouden komen. Hij deed ook de Pennine Way, opnieuw, na een afgebroken poging vorig jaar vanwege een te zware rugzak. Later vertelde een vrouw ons een vergelijkbaar verhaal en wij vroegen ons af: was de rugzak te zwaar of wilden ze te snel? Wij worden juist blij van onze gezellige spulletjes en proberen gewoon wat langzamer te gaan zodat die zware tas minder een obstakel is. Maargoed, we moeten ook maar uitvinden hoe dat gaat werken, en ook al hebben we vier weken is de kans nog groot dat we de trail niet afmaken (het boekje splitst hem op in 20 pittige dagen). We kwamen ook nog een man tegen die vol trots vertelde hem in tien dagen te hebben gedaan, maar daar waren we niet zo van onder de indruk. Opzich kan ik de charme van zo’n sportieve uitdaging wel inzien, maar het lijkt me ook een beetje zonde. Hoeveel zie je dan van het landschap? Maargoed, als je hier woont ken je dat wellicht al goed genoeg.

    De wind bleef aanhouden en de route leidde ons naar de toppen van de heuvelbergen. Niet alleen moesten we onze balans vinden op de rotsblokken, onze zware tassen zeurden ook aan onze schouders en door de wind van opzij moesten we ons steeds schrap zetten niet om te vallen. We dachten etappe 1 wel te halen, 28 kilometer naar een camping (die later dicht bleek), maar na 18 kilometer was ik echt helemaal op. Het uitzicht was mooi, maar ook eentonig. Heide, droog gras, rotsblokken en heel veel niets. Geen enkele boom. Alleen maar kale vlakte en keiharde wind. We konden het nog even niet zo waarderen en misten het hobbitniveau. Zou de hele tocht zo zijn, vier weken lang? We fantaseerden al over andere tochten die we dan zouden kunnen doen, maar concludeerden ook dat we het wellicht nog een paar dagen de kans moesten geven. In de berm van een N-weg (het enige plekje uit de wind) aten we onze lunch en besloten dat we misschien maar moesten wildkamperen. Ook wel goed, we werden er eindelijk toe gedwongen. Als een camping een optie is kiezen we toch steeds daarvoor, maar nu hadden we geen keus.

    Gelukkig was het gebied na de N-weg wat charmanter. De wind was iets rustiger nu het einde van de middag naderde en er was meer reliëf in het landschap. We kwamen langs een helder stromend beekje en zeiden beiden meteen: hier gaan we kamperen. Beetje uit de wind, vers water bij de hand en met de zon kunnen we hier gewoon lekker chillen tot het schemert en we de tent op kunnen zetten. We waren zo blij! Eindelijk die tassen af en bijkomen. Het leek ons wel slim iets van het pad af te kamperen want wildkamperen is illegaal in Engeland, hoewel wel gedoogd langs zulke trails.  De enige platte plek was wel een stukje boven de beek en wat meer in de wind, maar die leek niet zo sterk meer. Little did we know.

    Nachtelijke verhuizing

    Om half 12 lag ik ijskoud in mijn tent die keihard heen en weer klapperde. Zora stond in het donker haar scheerlijnen strakker te zetten en schreeuwde door het lawaai heen: “BEN JE NOG WAKKER?”. Hoewel ik een dikke slaapzak heb waaide de koude wind er recht doorheen dus ja, ik was nog wakker. Wat een klotewind! We hadden die middag beneden bij de beek op een windstil plekje naast het pad gelegen en fantaseerden daar nu over. “WIL JE VERPLAATSEN?” schreeuwde ik terug. Even waren we stil. Tuurlijk wilden we verplaatsen, dit was echt niet te doen. Maar de tent was ondanks de wind zeiknat van de condens in deze vriesnacht en alles inpakken in deze kou klonk ook niet echt verleidelijk. We besloten het te doen.

    Ik moest bij het inpakken bijna huilen van de pijn van mijn natte, bevroren vingers, maar toen mijn tent stond naast het pad, met nul wind, wisten we dat het de beste beslissing was die we ooit hebben gemaakt. We vielen in een diepe slaap die pas onderbroken werd van de wekker om zes uur. Want ja, we stonden naast het pad, dus vroeg inpakken geblazen. We zagen de uren daarna echter geen levende ziel, dus hadden best wat langer kunnen blijven liggen 😉 Na een bakkie koffie in onze donsjassen – godzijdank hadden we die mee – liepen we door een prachtig landschap. Nog steeds kaal en open, maar met mooie uitzichten en dieper liggende paden. We genoten van het zonnetje en daalden af naar het eindpunt van etappe 1. De camping bleek dus dicht en de winkel waar we op hadden gerekend ook. Maar eigenlijk hadden we nog best veel eten, dus gingen deze zwervers gewoon door en besloten nog een keer te wildkamperen! Juist nu was er alleen geen plek te vinden, dus moesten we doorlopen tot half acht, maar hadden we wel een fijn plekje. Een ijskoude nacht volgde, onze tenten waren zelfs wit van het ijs ’s ochtends. Poi! Doen we toch maar even!

    Goed eten houdt het moraal hoog

    De afgelopen maanden heb ik veel met Ted gekampeerd die ook niet zoveel geeft om een zware rugzak, en juist wel om goede voeding. Ik vind eten altijd een dingetje op trektochten. Je wilt dat het licht is, maar ook voedzaam, niet te duur en makkelijk te bereiden zodat je gas bespaart. Vaak komt het neer op wraps met kaas en komkommer en van alles erop, wat op den duur mijn keel uitkomt vanwege de eentonigheid. Ted kookt linzen, stoofpotjes, aardappelpuree (van poeder) en ik was geïnspireerd. Nog nooit nam ik ui en knoflook mee en Zora zout, maar dit keer geloofden we eraan en we hadden geen spijt! Zora’s aanwezigheid motiveert me ook om na een vermoeiende dag het toch nog op te brengen te koken en zo eten we elke avond een warme, gezonde, en lekkere maaltijd. Zo goed voor het moraal en voor onze lijven natuurlijk! Ontbijt en lunch komt vaak neer op wat random snacks zoals kaas, snoep, gedroogde worst en oatcakes. Zo sjouwen we vanwege het gebrek aan winkels op de trail best veel eten mee, maar we vinden het niet overdreven.

    Toch was nu na drie dagen geen boodschappen ons eten wel een beetje op, dus weken we van de route af naar een schattig dorpje. In de Coop stouwden we onze tassen weer vol met eten en streken toen neer in een hippie café om onze telefoons op te laden en een bakkie te drinken. We ontspanden helemaal terwijl we daar zaten en merkten al: shit, dit was niet handig. We kakten in. Ik kreeg een beetje keelpijn, Zora slappe spieren en toen we weer op pad gingen moest de motivatie echt uit onze ténen komen. De zon scheen fel in onze gezichten en de klimmetjes waren weer fors – dit ging hem niet worden. We waren misselijk en moe. Gelukkig zegenden de goden ons met een windstil plekje, hoewel in best een ‘druk’ gebied. Maar het boeide ons niet meer en zetten in de schemer de tent vlak naast het pad op. Dutch women do as they wish.

    Doorbeukdag voor de zwevers

    Die nacht hadden we het gewoon heet. Uit voorzorg hadden we extra kleren aangedaan en ik had weer een kruik gemaakt van mijn drinkfles. Maar we stonden beschut en ons hoekje hield – denken we – wat warmte vast. Toch zagen onze tenten ’s ochtends weer wit. We sjouwden ze naar de top van de heuvel om te drogen in de zon en namen weer uitgebreid de tijd voor ons ochtendritueel. Vandaag zou pittig worden, bijna 30 kilometer tot de camping, maar dat konden we wel. Maar eerder weggaan ho maar, want er moet koffie gedronken worden en we moeten weer ouwehoeren over dezelfde dingen waar we elke dag over ouwehoeren en een beetje chillen in de zon en loeren naar honden en hun baasjes. Opschieten doen we niet aan, want, vertellen we elkaar steeds weer: dit is wel ons leven. Dus moeten we het onszelf maar gemakkelijk maken.

    Hoewel de route plat was, duurde hij maar en duurde hij maar. We waren het halverwege al zat, maar hadden ook niet genoeg water om wild te kamperen. Als ik er geen zin in had nam Zora het voortouw, en als Zora en klaar mee was sleepte ik ons voort. We hadden weer zon en liepen langs waterresevoirs, wat een beetje een industrieel gevoel gaf. Nog steeds was het landschap vooral open ‘moors’, een soort moeras meets heide meets grasland. Er zitten fazanten, grutto’s, veldleeuweriken en andere bruine vogeltjes die voor ons beginnende vogelaars frustratie opwekken (“is het nou een graspieper of een leeuwerik?!”), maar bos is er niet. Ja, wel beneden in de vallei. Toen we daar aankwamen was het niet ver meer, maar toen kwam die lange klim van vier kilometer. En toen kwamen we aan op die superleuke camping, helemaal kapot.

    Maar de camping was niet superleuk. Het was naast de weg, het veld liep schuin af, er was niemand, de pub waar we wilden eten was dicht, de wc was sjebbie. Maar we konden niet meer. Het was wat het was (we waren ook gewoon moe en chagerijnig dus leek alles stommer).

    Toeval? Dacht het niet.

    Daar ging onze rustdag, want we wilden hier niet twee nachtjes slapen, maar we hadden hem echt nodig. Tijdens het skiën in de Alpen heeft mijn knie een rare draai gemaakt en de pijn speelt weer op na de lange dag en ik heb een dikke blaar. Zora’s kuiten branden de pan uit en we hadden zin het dorpje op een uur lopen van de route nog te bezoeken, maar no way dat we dat vandaag nog gingen doen. Ted, die Schots is, had eerder al aangeboden dat een vriend van zijn vader langs de route woonde. Na informeren bleek: het was 1 kilometer van onze camping vandaan, dat geloof je toch niet!

    We kregen een cryptische omschrijving van de locatie en waar de sleutel lag, want hij was zelf twee dagen op stap. We kwamen binnen in een ontiegelijk mooi hobbit huisje. We blijven hier twee nachten, bezoeken morgen toch dat dorpje nog, laden al onze spullen op, slapen een keer lekker warm en gaan gewoon keihard chillen. Om vervolgens weer de heuvelbergen in te trekken, waar avontuur ons opwacht.