• De vogelaar in mij (Orkneys)

    De vogelaar in mij (Orkneys)

    Vannacht kroop ik op handen en knieën de tent uit, zo zacht mogelijk om mijn moeder niet wakker te maken. Mijn voet raakte haar gezicht nog nét niet, maar daar was ook alle elegantie mee gedaan. Ik was een uur daarvoor in slaap gevallen, maar het was nu half vier en dat was het signaal voor een paar vogels om eens flink te gaan fluiten. Dat wekte mij weer, en toen moest ik plassen. Terwijl ik in het gras hurkte besefte ik me dat het gewoon al volledig licht was. Half vier mensen, half vier. Het is weer zomer, de tijd van rusteloosheid. Niet dat ik van binnen onrustig ben, integendeel. Ik heb juist zin in rust, maar alles buiten bruist.

    Gelukkig hadden m’n ma en ik slaapmaskers gekocht bij de Primark in Inverness, maar nu pakte ik ook maar mijn oordoppen uit de tas. Ik dacht dat ik van kamperen hield en van vogels, maar soms word ik er vooral erg agressief van. LAAT ME SLAPEN, wil ik schreeuwen naar de zon en de dieren, maar ze gaan gewoon door. ’t Blijkt dat de wereld niet om mij draait – gelukkig maar.

    Mijn moeder is vorige week gearriveerd en we hebben in die zes dagen niet stilgezeten. Hoewel ik fysiek een beetje een slappe vaatdoek was (lees: kotsen, hoesten, brandende ogen) zijn we naar het verre Noorden afgereisd: de Orkneys. Een eilandengroep boven de Noordkust van het vasteland van Schotland. We zitten bijna even hoog als Bergen in Noorwegen! Noorderlicht zou je hier technisch gezien dus ook kunnen waarnemen (hoewel dat sinds kort ook in Nederland kan, schijnt?!) maar met dit weer gaat dat nooit lukken. Het is tien graden en waait knoerthard en de lucht is één en al grijze wolk. En juist nú zijn wij op een eilandengroep waar geen boom te bekennen is. Typisch.

    Nog typischer is dat we fietsen huurden want dAt iS tOcH LeUk en vervolgens dertig kilometer lang in de volle tegenwind heuvel op naar het Noordelijkste puntje van Orkney (het grootste eiland van de groep) fietsten. Toen we daar waren hadden we een hekel aan onszelf want er was niets te beleven en we waren helemaal kapot. Onderweg was er ook niet veel te zien: schapen, grijsheid, en kaalgevreten grasvelden. En toen moesten we nog terug. “Wat doen jullie in vredesnaam op die uithoek van de wereld?” hoor ik je denken.

    Vogels en prehistorie. De Orkneys zijn echt een een walhalla voor de vogelliefhebber en de preshistorielover en daarom zijn wij hier. Tijdens mijn fietsreis de afgelopen maanden heb ik al zo ontzettend veel vogels gezien, maar ik had geen verrekijker en vond het een beetje heftig één aan te schaffen. Daar wilde ik even goed de tijd voor nemen thuis, want het is nogal een investering: sommige zijn honderden euro’s! Met Zora deed ik afgelopen winter een online vogelcursus bij Sovon en daardoor leerde ik al een hele hoop kennen, maar ik ben nog een ontzettende beginneling. Bovendien vond ik het ook een beetje streberig om dan meteen een verrekijker te kopen terwijl ik misschien tien procent van de vogels ken en er nog niet heel veel mee bezig was. Het was meer een leuk extraatje bij het natuurleven, een beetje de vogels kennen die bij je tent zitten. Maar hoe meer je kent, hoe meer je wilt weten en toen mijn moeder en ik bedachten hierheen te komen dacht ik shit, nu moet ik toch echt een verrekijker hebben. Hallo, de papegaaiduiker?! De Jan-van-Gent?! De duizend verschillende soorten meeuwen eindelijk eens goed leren onderscheiden?! Het is tijd!

    In Inverness koos ik met behulp van de winkelmedewerker een niet al te dure uit en het was de aanschaf compleet waard. We maakten op Orkney een prachtige wandeling nadat we een 5000 jaar oude opgraving van een dorp hadden bezocht en we keken onze ogen uit langs de ruige kliffen. De papegaaiduiker is een bedreigde vogelsoort waar enorm veel toerisme op afkomt, dus we tuurden wat af. Toen ik tijdens een lunchpauze mijn kijker richtte op een zwaluwtje zag ik opeens de grote rode bek en rode pootjes. Dit was geen zwaluw, dit was hem!! De puffin!!! We liepen wat verder en zagen er een paar vliegen en gilden het uit. Wauw! Op weg naar huis zagen we zelfs ook nog een velduil en ’s avonds maakten we een lijstje: 29 soorten gezien. Ben ik toch een strebertje geworden en ik geef het eindelijk toe: vogelen is echt de leukste hobby ever.

    Nu zitten we nóg Noordelijker op het eiland Papa Westray in een prachtig hostel, gerund door de community. Het is echt een godvergeten oord, maar de mensen zijn heel levendig. Jonge mensen met wolle truien met vogelpinnen erop gespeld werken in het kleine winkeltje, maar hebben ook een baantje op de boerderij hiernaast en zijn ook schoonmaker in het hostel. Op woensdagen wordt er cake gebakken en in de kerk opgegeten en de kids gaan met de ferry naar de basisschool op een ander eiland. Voor de middelbare school vliegen ze met een klein vliegtuigje op maandag naar de stad op Orkney en op vrijdag weer terug, terwijl ze doordeweeks met andere eilandkids in een zogenaamd hostel slapen. Lijkt me de droom als puber (of de hel?!).

    We hebben wel echt pech met het weer, maar zoals mijn moeder de eeuwige optimist zegt als het even niét regent: “Zo, we hebben het wel getroffen hè, met het weer?”. Omdat we een beetje ter plekke wilden kijken waar we heen zouden gaan hebben we ook de tent en slaapzakken mee in onze backpacks, voor het geval iets volgeboekt zou zijn (mijn fiets staat in Inverness). Ik vond het wel even best al die hostels, vooral in deze gure bende, maar we moesten toch een kéér de tent opzetten. Dus vannacht deden we dat en ik sliep vreselijk met mijn gehoest en de vogels die overdag leuk zijn maar ’s ochtends een kwelling. Mijn moeder vond het fantastisch en was helemaal blij, terwijl ik dacht aan het leven met een hypotheek dat nu toch wel als muziek in de oren klonk. Ruilen, mam? (Grapje, love m’n tentje, soms).

    Stormvogel – geen familie van de meeuw! Leip. En op de rotswand duizenden zeekoeten, alken en Jan-van-Genten en ook een paar papegaaiduikers.

    We bezochten ook nog prachtige steencirkels, waar ik wel uren naar had willen staren. Er gaat toch iets magisch vanuit. Niet alleen het idee dat het eeuwen geleden voor rituelen werd gebruikt, maar vooral het idee dat die stenen daar maar staan terwijl de tijd doortikt en de omgeving verandert. En dat deze toeristische tijd, waarin mensen in felgekleurde outdoorjassen uit grote tourbussen stappen om foto’s te maken en dwars door de cirkel te lopen, ook van voorbijgaande aard is. Waar gaan deze stenen in de toekomst nog getuige van zijn? Bovendien vormen de stenen een prachtig kunstwerk. Alsof de mensen de rotskliffen hebben willen kantelen om ze zichtbaar te maken. De krijsende scholeksters met hun knalrode snavels vliegen over, de paarse heide krioelt tussen de stenen door, de grijze lucht en donkerblauwe zee maken het plaatje af.

    De laatste tijd vind ik de geschiedenis van de mensheid wat minder interessant, omdat ik de mensheid gewoon even irritant vind met haar vernietigende gedrag. Maar door een museum over de Neolitische opgraving werd de antropoloog in mij weer geprikkeld. Hoe anders waren de mensen 5000 jaar geleden, kunnen we ooit begrijpen hoe zij de wereld zagen en de dingen deden of is het té anders? We projecteren onze eigen concepten natuurlijk op hoe we hen zien, en de archeologen zullen zich daar vast bewust van zijn, maar we zullen het nooit weten. Ondertussen lees ik ook het interessante boek ‘Rest is Resistance’ van Tricia Hersey waarin ze claimt hoe rust een tegenantwoord is op het destructieve kapitalisme en witte superioriteit. “Rest makes us more human. It brings us back to our human-ness” (p.57). Ik zie dan voor me hoe dieren de hele dag door rusten, naast het jagen, eten en sociale processen en ik kan me voorstellen dat in prehistorische tijden dit ook bij mensen veel meer onderdeel was van het dagelijks leven. Gewoon, samen de dingen fixen en verder chillen. Niks ‘profit over people’, niks ‘ik ben pas goed genoeg als ik productief ben’. Interessant, en misschien ga ik hier nog wel een verslag plaatsen van dit boek want I LOVE IT.

    De zon breekt een beetje door terwijl we in de serre van het hostel bijkomen van ons pastaatje pesto. Ik had ontzettend veel last van mijn maag en buik de afgelopen week, maar dat lijkt zich weer hersteld te hebben. We eten dan ook supergezond, en ik hoop dat ik dit vol kan houden. Vullende warme maaltijden, havermoutje met fruit in de ochtend, yoghurt, noten, en heel veel groentes. Het effect van mijn moeder om me heen hebben! We hebben nog een week samen en blijven nog een paar dagen op de Orkneys voordat we weer het vasteland doorkruisen mst de trein. Oh, daar vliegen weer een paar scholeksters over. Morgen misschien de walvis spotten? Dan ga ik echt door het lint, dat snap je. 

    Papegaaiduiker, alk, zeekoet, velduil, stormvogel, zilvermeeuw, drieteenmeeuw, grote mantelmeeuw, kievit, wulp, tapuit, veldleeuwerik, raaf, bonte kraai, kauw, scholekster, huismus, spreeuw, roek, roodborst, Jan-van-Gent, holenduif, winterkoning, eidereend, noordse stern, bontbekplevier, vink, kwikstaart, zwarte zeekoet, grote jager, merel, kievit, kokmeeuw, kuifaalscholver, zwaluwen (maar welke?), wilde eend, mogelijk rosse grutto en nog een paar vogels die we nog niet konden plaatsen en vast ook een paar verkeerd gedetermineerd 😝

    Xxx! ♥️

  • Brak in de bivakzak

    Brak in de bivakzak

    “You dropped something over there”, zei de campingbaas terwijl hij op me af liep. Ik schrok, vanochtend was hij me ook al voor toen een plastic zak wegwaaide. Onmiddellijk kwam hij toen zijn houten kantoortje uit om hem op te rapen, voor ik ook maar de kans kreeg om op te staan. Wat was er nu ongemerkt weggewaaid? In een oogwenk toverde hij zijn handen vanachter zijn rug tevoorschijn en overhandigde me een Magnum ijsje. “You enjoy that”, zei hij, en liep meteen weer terug naar zijn observatiepost om ongemerkt ieders gaan en staan in de gaten te houden en hulp te bieden waar mogelijk.

    Wie is de liefste?

    Eerder die week had hij de Vlaamse meid waarmee ik een stukje had gefietst en op dezelfde camping stond al geholpen toen ze medische hulp nodig had. Voordat ze het wist was hij al aan het bellen – met de politie, foutje – en ze mocht een nacht gratis blijven. Gister kwam ik hem tegen en vroeg hoe het met hem ging en hij antwoordde “I’m old, I’m bald, and I’m worn out”. En zo ziet hij er ook een beetje uit. Met alleen donker haar aan de zijkanten van zijn hoofd, twee ontbrekende voortanden en een rode uitslag op zijn huid lijkt hij niet in de bloei van zijn leven, maar dat houdt hem niet tegen de vriendelijkheid zelve te zijn.

    Zijn collega is een vrouw die me van de week toefluisterde dat als ik hulp nodig had ik naar haar moest komen en zéker niet naar hem. Hij was maar een oude chagerijn zei ze, ze ontweek hem waar mogelijk. Gelukkig werkten ze maar tien minuten per dag samen, tijdens de overdracht. Zij was degene die me gratis wasmuntjes gaf en toen ik een nacht wilde bijboeken kreeg ik opeens korting. Ze past al een paar dagen op een klein lelijk hondje van campinggasten die met hun zoon naar het ziekenhuis moesten en deed haar uiterste best om een oplossing te vinden voor mijn fiets die ik twee weken moet stallen om met mijn moeder te kunnen reizen. Het lijkt wel alsof ze beiden een wedstrijd doen wie het meest geliefd wordt door de kampeerders.

    Loeiende zeehonden

    De camping is de perfecte plek om Inverness en omstreken een beetje af te struinen. Naar het centrum lopen is dertig minuutjes langs de Nes, een prachtige rivier. Onderweg haal ik een havercappucino in m’n zelf-meegebrachte beker en lees ik mijn boek op een bankje terwijl ik naar voorbijgangers loer. Ik kom regelmatig dezelfde mensen tegen: ‘oh daar is die zwangere vrouw weer met dat zoontje dat zo op haar lijkt’, ‘hee die knakker heb ik voorbij zien komen op Bumble!’, ‘ah dat is de barman van dat cafeetje’. Het ons-kent-ons-gevoel had maar een krap weekje nodig.

    Aan de andere kant van de camping ligt een groene heuvel waar je kan wandelen en diskgolfen. Dat is een populaire sport in Scandinavië en inmiddels ook hier. Her en der staan gele metalen goals opgesteld waar je vanaf een afstandje een frisbee in moet zien te werpen. Een openbaar toegankelijke buitensport, en van buitensporten houden de mensen hier! Ik deed een potje diskgolf met Ted, een man die vlakbij woonde, en ik was er best slecht in. Ik ben niet zo’n sportenmens, ik vind bewegen leuk maar het wedstrijdelement of misschien het ‘doel’ element boeit me niet zo. Toch was het wel geinig eindelijk een keer te leren waar al die rare goals overal voor bedoeld waren, haha.

    Die Ted was sowieso wel een leuke gozer en hij stelde voor een nacht te gaan wildkamperen bij een bekende baai op een uurtje rijden. Ik heb toch wat lege dagen en vind het leuk om dingen te doen die locals aanraden, dus twee dagen later zaten we rond een groot kampvuur op een prachtig strand. De zeehonden zwommen dicht langs ons en vestigden zich later op een zandbank. Toen het eindelijk donker werd begonnen ze luid met elkaar te communiceren, een soort loeien. Echt een waanzinnige zeeklank!

    We vroegen ons af of de zee ons zou bereiken op haar hoogtepunt van vloed, en terwijl we de uiterste lijn van zeewierresten bekeken bedacht ik me dat de ene vloed de andere niet is. Met volle en donkere maan heb je springtij en reikt de zee ver het land in en trekt zich ook ver terug. Daar tussenin is dat allemaal wat gematigder. Maar wat was de maanstand vandaag? Hoewel ik die levensgroot op het beginscherm van mijn telefoon heb staan kijk ik er bijna nooit naar, maar wat ik wel weet is dat ik altijd menstrueer met donkere maan. Ik heb een hele regelmatige cyclus van 28 dagen, dus dat gaat precies met de maan op. En ik wist dat ik over een paar dagen pas ongesteld zou worden en zo konden we beredeneren dat het niet zo’n heftige vloed zou worden die avond. Als dat geen natuurverbinding is.. Het vrouwenlichaam is magisch 💫

    Regen in m’n bek

    De volgende dag had ik een koffiedate met iemand die ook naar de klimaatdemonstratie in Aberdeen gaat, in juli. In een appgroep had ik gevraagd of iemand zin had om te hangen, zodat ik al wat bekende gezichten zou hebben als ik daarheen ging. Ze werkte in een outdoorwinkel en na de gezellige lunch vlakbij zei ze dat als ik nog spullen nodig had ik 20% korting kon krijgen! Ik had nog twee drybags nodig en vast nog wel andere leuke spulletjes, en terwijl ik stond te neuzen viel mijn oog op een bivvy bag, ook wel bivakzak, en precies degene die ik in Nederland al een keer had willen bestellen. Een bivvy bag is een soort water- en winddichte slaapzak die je om je hele slaapsysteem doet ter vervanging van een tent. Je slaapt dan nog meer buiten! Je hebt ze ook met een klein tentstokje bij je hoofd voor wat space, je hebt extreem waterdichte, of je hebt wat lichtgewichtere modellen tegen wind en condens als je onder een tarp slaapt. Ik zou heel graag meer willen oefenen met onder een tarp slapen – nóg meer buiten – en wilde dus een bag uit de laatse categorie. De Alpkit Hunka XL is betaalbaar en staat vet goed aangeschreven en is alleen in de UK verkrijgbaar én ik kreeg nu 20% korting. Fuck it, hij ging mee! Dit is niet gesponsord ofzo hoor 😂

    Toen was ik natuurlijk erg ongeduldig: ik wilde gaan bivakkeren!. Mijn drukke sociale weekend was bovendien voorbij, de Vlaamse was ook weer verder getrokken en ik had nog vier dagen te overbruggen tot mijn moeder zou komen. Echt verder fietsen was niet handig, maar ik had ook geen zin in geforceerd elke dag weer opvullen met een museumpje of wandeling, daar word ik altijd zo lamlendig van! Dus, wat nou als ik gewoon naar Loch Ness ging fietsen en een plekje uit zou zoeken om mijn nieuwe aanwinst uit te proberen?! Na een slechte nacht ging ik op pad, weer helemaal blij met de beweging en het vooruitzicht op avontuur. Het waaide knoerdhard en aan het eind van de middag kwam ik na een lange klim in een natuurgebied wat ook als vogelreservaat werd aangeduid.

    Mijn tassen waren veel te volbeladen. Ik had ook dingen op de camping achter kunnen laten, maar wilde gewoon alles mee voor het geval ik er een paar dagen van zou maken. Ik was dus best snel moe maar zag zo snel niks geschikts in het gebied. Ik sjouwde mijn fiets nog een weggetje op maar dat bleek een graasweide voor koeien. Hoewel ik ze niet zag, was de grond helemaal kapot getrapt dus dat zou ook niet lekker liggen. Na maar gewoon een uur onder een boom te hebben gelegen, hopende dat de oplossing zich vanzelf zou aandienen (gebeurt meestal wel), gaf ik mezelf twee opties. Dat ene plekje aan het water uitchecken: hoewel die vol in de wind stond liep er misschien nog een paadje om de heuvel heen. Of hier langs de weg in de bosjes een plat stukje vinden. Optie twee won, want de wind was echt niet te doen.

    Goed, dan het volgende dilemma. Want geen wind betekent wél midges! Maar echt weer naar een heel ander gebied fietsen ging me te ver, hier moest ik het maar even mee doen. Desnoods heel snel koken en de rest van de avond wandelend doorbrengen. Terwijl ik me lekker had gesetteld op de grond reed er een auto langs, veel dichterbij dan ik in mijn hoofd had. Ik snelde naar de weg en zag daar dat ik méga zichtbaar was! Dat voelde toch wel erg kwetsbaar met een bivakzak! Ik zocht wat af, maar een plat plekje kon ik nergens anders in de buurt vinden. Het moest maar hier. Ik deed een avondwandelingetje naar het meer voor een afwasje en het was allemaal heel prachtig. Er stond ook op mijn plekje nog een licht briesje, wat de insecten aardig op afstand hield. Maar de toppen van de bomen gingen flink tekeer en ik vroeg me af of het wel een goed (lees: veilig) moment was om te bivakkeren.

    Eenmaal in mijn bedje sliep ik slecht. Ik ben verkouden en moest veel hoesten en ik schrok toch steeds van harde windvlagen. Er kwamen gelukkig geen auto’s meer langs, maar om vijf uur begon het te regenen. Dat stroomde zo naar binnen, want ik had mijn matje ín de bivvy bag dus kon de opening van de zak niet naar de zijkant draaien. Om half acht besloot ik dat het wel mooi was geweest en maakte ik met een brak hoofd rechtsomkeert. Berg af, terug naar de camping. Ik was wel blij met de ervaring, volgende keer toch echt een tarp en wellicht matje ónder de zak. Wat ik wel echt geweldig vond is het vrije gevoel. Je ligt gewoon direct op de grond en kijkt zo het bos in, fantastisch gewoon. Maar ook wennen, want je staat weer nog meer blootgesteld aan de omgeving dan in een tent.

    Bomen planten

    Het is zo’n fijne stad, Inverness. Vanaf hier ben je in een oogwenk op de meest waanzinnige plekken van Schotland. Ik zou hier zó kunnen wonen, zij het niet dat ik verslaafd ben aan afwisseling en bovendien geen zin heb in het gedoe van een visum. Er zitten hier ook veel toffe organisaties, waaronder Highlands Rewilding. Dat is geen stichting, maar echt een bedrijf, hoewel ze nog niet echt veel omzet maken. Ze hebben een paar gebieden opgekocht waaronder één hier bij Loch Ness, zo vertelde een man die net als ik kleding aan het passen was in een funky hippie winkeltje. Als ik zin had, moest ik daar maar eens komen langswippen.

    Ik zocht het thuis (= de tent haha) op en zag dat ze sinds kort ook vrijwilligersdagen hadden en meteen mailde ik diezelfde man dat ik daar wel aan mee wilde doen de volgende dag! Met de bus reed ik naar Drumnadrochit waar ik werd opgehaald door zijn collega. Met een klein groepje openden we de dag met een Tai Chi oefening middenin de natuur en daarna gingen we bomen planten. Het was zo gezellig en leuk, en het is altijd leuk om gewoon wat ‘normaals’ te doen als je reist. Niet alleen maar vakantiedingen en hoogtepunten, maar ook gewoon lekker werken en onder de lokale mensen zijn. De ranger van het park die ons de weg wees had de meest bijzondere verhalen tijdens de lunch, over giraffen die hij had moeten vangen ergens in een Afrikaans land en tien dagen zonder eten in de Amazone verdwaald zijn. Hopelijk lukt het me nog een keertje te gaan!

    Veel liefs en bedankt voor het lezen!

  • The road to Inverness

    The road to Inverness

    Kyle of Tongue Campsite

    Het regende keihard, maar ik was gewoon van plan door te fietsen en niets kon me tegenhouden. Bovendien was de camping duur en alle stopcontacten afgesloten, voor je mobiel opladen moest je betalen. Dat vond ik de grootste gierige onzin, dus met mijn meest charmante glimlach regelde ik bij de receptionist dat mijn powerbank een uurtje aan de lader kon. Dat was natuurlijk niet genoeg, dus later sprak ik de schoonmaker aan en die smokkelde me het fietsenhok in waar ik ‘m écht even op kon laden. Een volle powerbank is essentieel, het maakt het wildkamperen mogelijk terwijl ik niet overdreven zuinig hoef te doen met mijn telefoon!

    Koffietje in het camping café (waar de stopcontacten óók afgesloten waren 😂)

    Ondertussen rolde ik mijn slaapzak en matje op, alles was klam. De receptionist vroeg die ochtend nog verbaasd: ‘Ga je fietsen vandaag? Ik zet op zulke dagen geen voet buiten de deur!’. Nou, ik ben niet bang voor een beetje regen, maar terwijl ik de haringen uit mijn tent haalde voelden mijn handen pijnlijk koud aan en moest ik ze even snel onder mijn oksels steken. Het hele veld was in een grote mist gehuld en er was een soort continue, vrij harde miezer. De hele nacht had het ook nog keihard gestormd en ik had ’s avonds in de regen mijn tent nog gedraaid zodat de wind niet vol op de zijkant blies. Ik deed nauwelijks een oog dicht natuurlijk, en mijn matje was nat omdat de binnentent tijdens het draaien van de tent open en bloot had gelegen. Nu ja, ik had het warm gehad en dan zijn slapeloze nachten niet het allerergste.

    Maar terwijl ik mijn bevroren handen opwarmde zag ik de verbazing van de receptionist weer voor me en ik realiseerde me dat het nergens op sloeg waar ik mee bezig was. Ik heb nul tijddruk, hoef nergens heen, heb nog genoeg geld op m’n bank. Waarom zou ik in vredesnaam in dit weer alles zeik- en zeiknat inpakken, me nog zeiker nat laten regenen op de fiets en dan in dezelfde zeikregen mijn tent weer opzetten met het risico dat dit keer ook mijn slaapzak nat zou worden? Nee, het sloeg allemaal nergens op. Dus ik bleef nog een dag.

    Ik maakte een lange wandeling, want ik had nu toch al mijn hele regenpak aan, en onderweg zag ik door het gordijn van regen de voorlamp en fluoriserende tassen van een vakantiefietser. Hij stopte naast me en vroeg in het meest steenkolen Engels of ik wist of hier ergens een camping of hotel was. Ik had van alle andere campinggasten al begrepen dat hotels boeken hier onmogelijk is: we zitten op een toeristische autoroute dus alles is vol. Met medelijden keek ik de tot op het bot doorweekte Nederlander aan en zei dat er inderdaad een camping was, maar dat een kamer vinden in dit dorp moeilijk zou zijn. Nou, hij vond het wel best en reed door naar de camping. Ik keek hem na en voelde de erg moederlijke behoefte hem onderdak en een warme kom soep te bieden en toen realiseerde ik me dat dat dus ook is hoe mensen naar mij kijken als de omstandigheden zwaar zijn – met medelijden. Terwijl die fysieke uitdagingen mij juist altijd een sterk gevoel geven, en deze man misschien ook wel, haha!

    The Crask Inn

    Na de rest van de dag lezend in de tent door te hebben gebracht – dat zijn de betere dagen – was het de volgende dag weer heerlijk droog en vervolgde ik mijn route. Het leidde door prachtige hooglanden met meertjes in de dalen en de enige klimmetjes waren heel geleidelijk. Ik had eigenlijk gewoon even zin in een nachtje in een bed, ook omdat al m’n spullen nat waren en mijn kleren stonken – en er was een kleine inn ergens in the middle of nowhere waar ik mijn zinnen op had gezet.

    De inn zelf was volgeboekt, want ik was niet de enige fietser die zin had in een bedje. De hele dag kwam ik mensen tegen die de LEJOG route deden: van Lands End (Zuid-Engeland) tot John O Groats (Noord-Schotland). In het hoogseizoen schijnen er honderden fietsers per dag langs de inn te komen. Het is het laatste stukje van de route en er is niet echt een andere weg naar het eindpunt, in tegenstelling tot andere stukken van de route die iedereen naar smaak aanpast. Dus op deze weg komen ze massaal samen, en was ik de vreemde eend in de bijt met m’n ‘ja ik fiets een beetje door Schotland’. De LEJOG route is 1800 kilometer en sommigen deden dat in minder dan twee weken! Gestoord!

    Ik mocht mijn tent opzetten in de tuin en voetbalde wat met de kleuter des huizes en las in mijn boek. Gelukkig was de pub wel toegankelijk voor iedereen dus kon ik ontsnappen aan de midges. Onder genot van een whiskey had ik hele leuke gesprekken met een Nederlandse vader en dochter die bovengenoemde route deden. Die route gaat natuurlijk echt om meters maken en dat klinkt me altijd ook wel weer lekker in de oren als ik er mensen over hoor. Gewoon even een paar weken knallen, kamperen in weer en wind, in de wetenschap dat je daarna weer naar huis gaat en daar een warm bedje op je wacht. De dochter sprak juist weer haar waardering uit voor het zwerversgehalte van mijn reis, lekker de tijd nemen voor plekken. En door hun erover te vertellen waardeerde ik het zelf ook weer even des te meer.

    Invershin Hotel & Bunkhouse

    Nou, toen ging ik de volgende dag maar weer fietsen en boekte een hostel op dertig kilometer. Dat was een grote verrassing, want het was er super rustig en ik had de slaapzaal voor mezelf! De omgeving was waanzinnig mooi bos met heuvels en rivier en ik genoot enorm. Een local die ik online had ontmoet (Bumble 😝) leidde me nog rond in de bossen en we zwommen in een meertje dat middenin de wildernis leek te liggen. Ik boekte nog maar een extra nachtje op de privé slaapzaal want het was er gewoon fijn en fietste mijn vrije dag nog 35 kilometer door de bossen met een super lichte fiets. Met een Nederlandse vrouw die twee maanden door Schotland aan het rondtrekken was hing ik die avond in de pub van het hotel (ja, wéér whiskey, het begint een probleem te worden maar ik wil ze allemaal proeven!). Het personeel sprak alle gasten aan bij onze voornaam en wij hun bij hun voornaam en het was allemaal heel huiselijk en gezellig.

    Hoewel ik die avond er allemaal geen zin meer in had, voelde ik me de volgende dag juist ontzettend fit en gemotiveerd! Toen ik op een drukke autoweg in de verte een andere fietser zag wist ik bijna zeker dat het de Vlaamse vrouw was die ik twee dagen eerder ook was tegengekomen. Zij fietst zes weken door Schotland en is echt super diehard: ze wildkampeert bijna continu en maakt lange fietsdagen. Toch is ze helemaal niet pretentieus, maar lekker down to earth. Met pretentieus bedoel ik dat sommige mensen meer met imago bezig zijn dan met daadwerkelijk buiten leven. Die hebben dan de duurste gear en doen daar heel cool over, maar het fietsen is dan de zoveelste prestatie die ze dienen te voltooien. Dat moeten ze zelf weten, maar meestal level ik gewoon niet zo met zulke types omdat de onderliggende motivatie zo verschilt.

    Deze vrouw had er een veel langer stuk op zitten sinds de laatste keer dat ik haar zag en ik moest hard trappen om haar in te halen. Ik zie eigenlijk nooit vrouwen alleen op de fiets, soms wel racefietsers of bikepackers zonder tent, maar nooit zo volbeladen als ik. Tot nu en dat is zo leuk! We lunchten samen in een openbaar toiletgebouw omdat het regende en fietsen een stuk samen op. Zij had al een plek voor de nacht bedacht en ik wilde nog even door, dus we namen weer afscheid. In Inverness zouden we de deze week samen naar de bios gaan, besloten we. Dat is haar ‘traditie’ als ze in buitenlandse steden is.

    The Inverness Student Hostel

    De ferry die de route naar Inverness wat korter zou maken ging helaas nog niet dus ik moest een stuk om. Het gebied werd steeds bewoonder en het begon steeds meer te regenen, dus mijn kampeermotivatie werd steeds minder. Vanaf de afsplitsing met de Vlaamse om half drie zou het nog 50 kilometer zijn naar Inverness, met ook nog wel wat heuvels. Campings waren er niet en ik dacht, fuck die shit, ik knal ‘m gewoon in één keer door! Meestal als het bewolkt is en regent krijg ik juist veel energie, en ik ben ook een avondmens dus ik voelde me goed. De god van de hooglanden gunde me ook nog een lange afdaling tot de stad, waar ik om 20 uur doodmoe bij een hostel aankwam dat ik even daarvoor online had geboekt. De kamer was veel te warm en zuurstofloos, maar na een whiskey (zeg maar niks) en goddelijke geroosterde zalm in de dichtsbijzende herberg viel ik in een diepe slaap.

    Inverness is een prachtige stad. Het centrum is klein en overzichtelijk en de omgeving bestaat uit groene heuvels en stromende rivieren. Normaal word ik chagerijnig van steden, maar dit keer bonste mijn hart van opwinding! Een stad, na zo’n lange tijd! Wat was de laatste keer dat ik in een behoorlijke stad was? Ik denk Glasgow in maart, toen ik het vliegtuig heen en weer moest nemen vanwege de begrafenis van mijn oma. Daarna heb ik wel stadjes gezien, maar altijd klein. Dit voelde weer even heerlijk bruisend! Ik heb een nieuwe zomerbroek nodig, wil misschien instappertjes kopen. Even lekker alles bijtanken en het stadse leven leiden.

    Fiets in hostel

    In een stad zijn ook altijd veel jongeren, maar hoe ontmoet je die? Een hostel kan, maar ik was op die ene nacht na van plan lekker op de stadscamping te gaan staan. Bumble (een datingapp) heeft een ‘best friend’ modus waarop je mensen in de buurt kan leren kennen. Maar ik had ook wel zin in wat reuring dus besloot een paar dagen terug al om gewoon voor de date versie te gaan, wat al de leuke wandeldate had opgeleverd. Swipen op Bumble hier is al vermakelijk zonder dat er iets uitkomt, het is zó ontzettend Schots! De mannen hebben rode baarden, tachtig procent noemt kamperen en hiken als hobby en ze heten Craig, Hamish, Roger, Calum en Fraser (ja ik heb net puur een paar mannen weggeswiped voor wat namen input). Maar het laat wel zien waarom ik me zo thuis voel in dit land, het gros van de mensen is een buitenmens. In plaats van dat ik de gekkie bent die kampeerverslaafd is, ben je hier een beetje weird als je nog nooit een munro hebt beklommen (een bergtop van minimaal 900m ofzo).

    Bught Park Caravan park & campingsite

    Vandaag heb ik mijn tentje op de camping opgezet en het is een prima plekje. Het is een kwartiertje lopen naar het centrum en het pad gaat door een prachtig groen park die een hele brede, hard stromende rivier over steekt. De camping zelf staat in een beetje een industrieel gebied, maar dat wordt compleet gecompenseerd door de extreem lieve receptioniste. Ik mocht een privé veldje want het trekkersveldje werd altijd heel druk zei ze. Oh en ik wilde de was doen? ‘Ja dat kost 5 pond voor wassen en 5 pond voor drogen, maar weet je wat, hier heb je de muntjes. Laat het geld maar zitten, maar tegen niemand zeggen hoor!’. Geen idee waaraan ik deze voorkeurspositie verdiende, maar poi, mijn kleren zijn schóón! De eerste keer in de wasmachine sinds vertrek! Ik heb alle oude plastic zakken waar m’n eten in zat weggegooid en ik ga wat dry bags aanschaffen. Mijn fietstassen heb ik van binnen schoongemaakt en laten drogen en ik heb de afwas eens goed gedaan.

    Schone was!

    En nu drink ik voor de verandering eens een pale ale en eet een veel te groot bord nachos met guacamole in dezelfde tavern als gister: de Castle Tavern. Gewoon een geniale plek dus waarom zou je dan wat anders zoeken? De komende tijd wordt Inverness eigenlijk een beetje mijn thuis. Over tien dagen komt mijn moeder hier naartoe en gaan we samen twee weken rondreizen met trein en te voet. Tien dagen nadat zij vertrekt ga ik weer op een boerderij werken hier in de buurt en dáárna is er een grote klimaatdemonstratie van vijf dagen in Aberdeen (waar veel oliemaatschappijen in zee liggen) waar ik graag heen wil. Dus eer ik weer ‘officieel’ op de fiets stap en mijn route vervolg is het half juli, misschien wel augustus?! Bizar! Komende week ga ik misschien nog wel naar Fort William fietsen en onder Inverness ligt nog Cairngorms National Park wat heel tof schijnt te zijn. En natuurlijk wil ik ook nog naar een whiskey destilleerderij, waarvan er velen hier zijn. Oja en morgen dus naar de film met de Vlaamse, over drugsverslaafden in Edinburgh ofzo, LaChEn.

    Nou, groetjes hè! ❤️

  • Whiskey dude zonder tanden

    Whiskey dude zonder tanden

    Eindelijk regent het en ik voel me weer helemaal mezelf. Ik en regen gaan perfect samen, dus ik heb mijn regenpak aangetrokken en ben door het mistige landschap van de camping naar de dichtstbijzijnde pub gelopen. Ik verheugde me al een week op een whiskey, mede veroorzaakt door het boek dat ik lees en waarin het op elke bladzijde wordt gedronken. Maar met een bloedhete zon en een droge bek drink ik toch liever een cola’tje, dus vandaag was eindelijk de perfecte gelegenheid voor een womibo (woensdagmiddagborrel)!

    Maar heel eerlijk had ik gister in een verlaten vallei tussen de bergen al twee shotglazen whiskey achterover gegooid met een dikke Schotse man zonder voortanden. Ik was na vijf nachten camping en heel veel eten eindelijk weer opgeladen en stond te popelen te gaan en nieuwe avonturen te beleven. Ik had enorm genoten van de kalmte van de camping en had zelfs nog in de prachtige blauwe zee gezwommen. Toen ik op het strand zat zag ik een zeehond precies op de plek waar ik zojuist vloekend van de kou in de golven was gedoken, hoe prachtig!

    De ochtend van vertrek brandde de zon weer flink en op dit stukje verlaten aarde staan geen bomen, dus moet je maar gewoon accepteren dat je koppijn krijgt en ofwel verbrandt ofwel de hele dag loopt te zweten in lange mouwen. Ik koos voor optie drie, eindelijk eens zonnebrand aanschaffen en maar gewoon eens accepteren dat poepiebruin worden ook best leuk is. Ik had na mijn breakdown bovendien drie dagen achter elkaar zo’n 30 pond aan eten uitgegeven om eens goed bij te tanken, maar ik mocht van mezelf niet meer op de cijfertjes letten. Daar geef je nu dus eenmaal geld aan uit als je fietst, net als aan een camping af en toe (en oja, whiskey dus)!

    Heerlijk op mijn gemakje fietste ik weer door het rotsachtige moeras, de warme zoete geur van heide die door de zeebries werd meegenomen opsnuivend (heerlijkste geur ooit). Altijd als ik mensen uit hun auto zie stappen op een mooi uitzichtpunt denk ik zelfingenomen hoeveel zij missen vanuit de auto. Niet alleen kleine details zoals het tikkende geluid van de roodborsttapuit of het klateren van een onopvallend beekje, maar vooral die continue heerlijk geur van heide en gaspeldoorn (gaspeldoorn moet iedere blog minstens één keer genoemd worden, haha)!

    Afgedaald tot een prachtig loch keek ik zo een waanzinnige vallei omgeven door hoge rotspieken in. Vanaf een klein parkeerplaatsje liep een karrenspoor de vallei in, en in een split second moest ik beslissen of ik daar iets mee wilde of niet. Het was pas twee uur in de middag dus mijn eerste neiging was van niet, maar anderszijds was ik ook erg onder de indruk van het landschap. Terwijl ik doorfietste had ik al spijt, maar ik had ook geen zin om terug te keren. De hoofdweg vervolgde om het loch heen en vervolgens steeg hij weer landinwaarts. Toen ik de weg naar boven voor me zag liggen had ik er helemaal geen zin in – met deze hitte wilde ik eigenlijk gewoon lekker bij het water blijven! Ik keek om me heen en zag eigenlijk best een prima plek om wild te kamperen. Stiekem keek ik op de kaart toch even naar dat karrenspoor drie kilometer terug en zag dat hij eindigde in een bothy, een ‘wildernishut’. Deze staan op verschillende plekken in de wildernis van Schotland en je mag daar gewoon in slapen, een vuurtje stoken, je matje op de grond uitrollen.

    ‘Wow, cool!’, dacht ik. Een bothy is meestal niet bereikbaar met de fiets maar deze dus wellicht wel. Een uitgelezen kans om dat eens te proberen. Ik besloot dus tóch om te keren en duwde mijn fiets vanaf de parkeerplaats het pad vol keien op. Best te doen, maar na een paar kilometer werd het steeds drassiger en duwde ik mijn fiets door sloten en modder. In de verte zag ik de bothy al liggen, maar ik kon echt niet meer verder met de fiets. Dus ik pakte een fles water en ging te voet verder, hoewel het nog nét geen zwemmen te noemen was 😉

    Dichterbij moest ik met zogenaamde stepstones een rivier oversteken en toen viel het me op dat er rook uit de schoorsteen kwam. Hm, shit. Ik pakte een grote steen uit de rivier en stopte hem in mijn zak. You never know. Ik liep om het huisje heen en riep ‘Joehoe!. Op dat moment kwam een wat oudere, mollige man naar buiten met een rokende pan. Wat hij ook aan het bakken was, het was verbrand. Ik probeerde de situatie in te schatten: was hij alleen? Kon ik naar binnen? Het was een beetje chaotisch, want tegelijkertijd sprong zijn zwarte border collie tegen me op. Ik vroeg of ik even naar binnen mocht en terwijl hij buiten nog met z’n pan stond te prutsen inventariseerde ik de plek. Een knusse stenen hut met houten vloer, twee dikke stronken hout vlamden in de open haard. In een apart kamertje lag zijn matje en slaapzak, in de woonkamer stond allerlei camping gear. Ach, een hiker. Die zijn altijd wel te vertrouwen 😉

    Ik liep weer naar buiten en we praatten wat, hij met zijn overduidelijk Schotse accent. Hij hield afstand en was vriendelijk, ik voelde me meteen op mijn gemak. Geen man om bang voor te zijn! Eigenlijk zijn de meeste Schotse mannen zeer respectvol naar me geweest moet ik zeggen, maar mannen in de natuur zijn vaak ook weer van een heel ander kaliber dan mannen in de stad. Hij sliep hier een paar nachten en ging de bergen in met zijn hond en vanavond ging hij zich helemaal klem zuipen, zei hij. Ik moest lachen, hoezo dat nou weer? “Just because I can”, antwoordde hij. Oké, goed punt, maar wat hij dan ging drinken? Oh, en welke whiskey dan? Nou, hij pakte de fles erbij en schonk gelijk maar in. Daar stond ik dan, met een wildvreemde Schot whiskey te atten in de wilde Hooglanden. Hij schonk nog een keer bij en met een licht hoofd nam ik wat later afscheid. Ik ging verderop een plekje voor mijn tent zoeken, de nacht doorbrengen bij een bezopen ouwe vent zag ik niet zo zitten.

    Goed, en zo had ik maar 20 kilometer gefietst die dag, wat prima is. Het mag wat meer zwerven zijn, met juist leuke plekjes in de natuur ontdekken en random mensen ontmoeten. Maar ook vanwege de hitte was ik al vroeg moe, dus het was ook prima. Vervolgens lag ik om 18:00 al in de tent omdat de midges, de minimugjes die hier in de zomer een plaag vormen, me al lastigvielen. In de tent was het stik benauwd en na een paar uur boek lezen was ik dat ook wel zat. Oftewel: ik verveelde me kapot.

    En dat was reden om te besluiten om de komende dagen weer lekker naar het Zuiden te fietsen. De camping waar ik vandaag mijn tent heb opgezet bevindt zich weer op zo’n keuzepunt en ik kan ook door naar de Orkneys (eilandengroep ten Noorden van Schotland). Maar hoewel het hier allemaal erg mooi is, gebeurt er ook niet zoveel. Ik heb zin in wat meer reuring en meer mensen om me heen, en kijk uit naar een paar dagen in Inverness verblijven. En, hallo, ik ben echt zwaar verliefd op Schotland dus er komen echt nog wel honderd meer kansen om de plekken die ik nu niet bezoek alsnog te bezoeken.

    Vandaag fietste ik een tijdje met een man op en hij vertelde me over zijn zoon die super gefocust is op carrière maken maar tegelijkertijd eigenlijk ook erg depressief is. Maar hij had er zelf ook last van: jarenlang keihard gewerkt, maar waarom eigenlijk? Nu stond hij op het punt zijn bedrijf te verkopen met ook angst voor geen inkomen meer hebben. Volgens mij was het nogal een rijke vent, des te interessanter dit gesprek te voeren. Het sterkte me in mijn keuze, want afgelopen avond (toen ik me zo verveelde) twijfelde ik of ik niet gewoon ook carrière moest gaan maken en iets ‘doen’ met mijn leven. Die eeuwige onrust. Alleen soms vergeet ik dat ik er doodongelukkig van word. Het is goed om soms weer even te voelen waarom ik dit doe.

    Zulke fietsers ontmoeten helpt ook in wat relaxter zijn naar mezelf. Alle mensen die ik ontmoet doen vaak een trip van één tot drie weken, boeken al hun campings, eten elke avond in een restaurant. En ik vind dat zulke gezellige vibes hebben! Vanuit mijn klimaatdepressieve benadering en het idee van geld moeten besparen is de knop weer om naar GENIETEN. Boeie dat geld eindig is, zie ik dan wel weer. Daarom streek ik vandaag maar weer neer op een camping, gewoon zin in! Heerlijk lang gedoucht en mijn tentje naast een picknicktafel, het zijn de kleine dingetjes waar ik erg blij van word.

    Net een vegan curry op in de pub, en aan mijn tweede whiskey. Binnenkort wil ik ook een distilleerderij bezoeken, ik vind whiskey erg lekker en ben benieuwd naar het hele maakproces. Mijn lievelings tot nu toe is Laphroaig, die een sterke rooksmaak heeft, van het eiland Islay (uitspreken: ayla, ik ben er niet geweest). Straks probeer ik Glenfairn, de lievelings van de barvrouw. Dusseh, vanavond ben ík waarschijnlijk degene die stomdronken word, haha. Just because I can.

    Kus!

  • Janken in de tent

    Janken in de tent

    De eerste mental breakdown in 2,5 maand, nog best netjes. Ik heb dus het Noorden bereikt en lig al twee dagen voor pampus in m’n tent. Op een fijne camping, gelukkig wel. Er is een apart veldje voor trekkers en het is een stille plek. De douches zijn top en de supermarkt ook, bovendien zit er een chocoladecafé op een half uurtje lopen. Maar daarmee is alles ook wel gezegd, voor de eerstvolgende eetgelegenheid heb je echt een auto nodig.

    Ik ben zó ontzettend moe dat ik bang ben dat er iets mis met me is. Vitaminetekort? Een ziekte? Of ben ik gewoon zwak? Alleen die zoektocht al vermoeit me nog meer en zuchtend pak ik dan maar weer mijn boek erbij voor afleiding. Een wandelingetje probeer ik nog wel te maken, maar het liefst laat ik me dan ter plekke door mijn benen zakken. Het gras ziet er zo aangenaam uit om in te liggen!

    Oké, fietsreizen is best intensief. Maar dat doen toch wel meer mensen en die trekken dat toch ook prima? Waarom doe ik dan zo moeilijk? En zó heftig doe ik het nou ook weer niet, ik vertrek meestal niet vóór tienen en bij uitzondering zet ik eens na zes uur mijn tent nog op. Kortom: ik zou niet zo moe moeten zijn.

    Maargoed, heel veel invloed heb ik er ook niet op, dus klaag ik erover tegen vriendinnen die bevestigen: “Simone, niet alleen is het fietsreizen en het kamperen intensief, je bent de laatste tijd ook nogal.. eeh.. streberig”. Zo appte ik Zora vandaag wat een verspilling wc-papier eigenlijk is, hoeveel we daarvan gebruiken en dat dat allemaal van bomen moet komen. Dat moet toch anders kunnen? Maarja al te veel water wil je ook weer niet verspillen en een beetje hygiëne is ook wel fijn. Lastig dilemma.

    Gister kocht ik een klein pocket vogelboekje omdat ik dat toch wel miste, vandaag voel ik me schuldig, want ook dáárvoor zijn bomen nodig. Dat ene boekje doet ’t hem niet, maar een algehele cultuur van jaarlijks miljoenen boeken drukken en alles maar weer consumeren en je huis ermee volplempen terwijl je het misschien een paar keer bekijkt en er honderden leuke boeken bij elke willekeurige kringloop liggen, dat is het probleem. En met mijn aankoop heb ik alleen maar bevestigt dat zelfs iemand die van de natuur houdt net zo keihard meewerkt aan het vernielen ervan.

    Het probleem: ik heb weer eens een serieus boek gelezen over klimaatverandering. De reden dat ik vooral graag jeugdboeken of makkelijke romannetjes lees is dat serieuze en kritische boeken me vrijwel altijd doen wankelen. Deze ging over het verlies aan bossen op het Noord-Amerikaanse continent en was zowel mooi als in en in verdrietig. Daarna was ik weer helemaal klimaatdepri.

    Tijdens het fietsen ben je blootgesteld aan de natuur, maar ook aan alle menselijke elementen van de moderniteit. Zo klaagde ik al over lawaai van auto’s, maar ik kom ook langs kilometerslange kaalgekapte heuvels, zie stranden vol liggen met plastic visserstouwen, en lagen in het Zuiden van Schotland de bermen vol met afval. Als je in dit deel van de wereld dichtbij de natuur wilt leven word je ook onvermijdelijk geconfronteerd met het besef dat dit eigenlijk nauwelijks mogelijk is. De mens is overal en de hoeveelheid gezonde ecosystemen neemt af.

    Meestal probeer ik het positieve te benadrukken. Te zien wat er méér kan, in plaats van minder. Ik wil meer leren over vogels en eetbare planten, wil me makkelijker aan kunnen passen op de elementen en probeer in elk stedelijk gebied te zien hoe mooi de plantjes zijn in plaats van hoe lelijk het beton. Maar na het lezen van zo’n boek gaat er een knop om in mijn hoofd en zie ik opeens overal de lelijkheid en verderf en vooral ook hoe ik er zelf net zo hard aan bijdraag.

    Ik zou willen dat ik weinig nodig had, dan zou ik zo’n kleine last voor de aarde zijn én het zou zoveel vrijheid geven. Weinig eten, weinig luxe, weinig rust. Dan zou ik ook weinig geld nodig hebben en kunnen doen in het leven waar ik zin in heb. Maar hoe weinig luxes ik al heb, veel minder lukt me gewoon niet. Ik word gewoon blij van een middagje hangen in een café met havercappu’s en een brownie. Ik word gewoon blij van af en toe in een hostel slapen en mensen ontmoeten. Ik word blij van leuke boeken, van af en toe bijkomen op een camping als afwisseling van het wildkamperen. Ik word blij van biologische voeding, van lekker eten en van een biertje op z’n tijd. Ik word blij van leuke cursussen en van af en toe mooie spullen: een nieuwe tent, een verrekijker, een mooie ring, barefootschoenen. Maar ik vond de afgelopen weken dat dat bullshit was en ik minder minder minder moest.

    Mijn lichaam geeft de grens aan, gelukkig, en mijn vriendinnen spiegelen me. Opeens besef ik hoe weinig ik at de afgelopen weken. Een paar broodjes en wraps op een dag, en als ik een hele chocoladereep naar binnenwerkte vond ik mezelf al gulzig. ‘Jemig, er zijn mensen die niets eten en kijk wat jij naar binnen propt’, dacht ik dan. En dan al het plastic waarin het verpakt zat, ik walgde van de hoeveelheid afval die ik produceerde. Maar nu besef ik: ik moet meer eten.

    Het is moeilijk toe te geven dat ook ik afhankelijk ben van grote supermarktketens, van electriciteit voor mijn telefoon, van asfaltwegen. Maar ik ben relatief onbelangrijk. De verandering zit in het leiderschap, in de grote beslissingen die gemaakt moeten worden. Extinction Rebellion heeft als één van hun uitgangspunten: “Wij leven in een giftig systeem, maar we houden niemand daarvoor individueel verantwoordelijk”. En misschien is dat ook hoe we naar onszelf moeten kijken. Ik zou graag willen laten zien dat we ook zonder al die dingen kunnen die de aarde vervuilen en ongelijkheid versterken, maar misschien moet ik ook inzien dat ik dat niet binnen één mensenleven ga bereiken en zeker niet in m’n uppie. We moeten het samen doen, want: hoe kan ik zonder telefoon leven als de hele maatschappij op het hebben van een telefoon is ingesteld? Algehele afzondering of op een eilandje leven draagt dan ook niets bij.

    Ik ben onbelangrijk, voor het geheel. Maar op kleine schaal ben ik belangrijk (hoop ik, natuurlijk zit er soms ook de gedachte: waar verdien ik dit aan? Of: Wat is het nut van mijn bestaan? Maar die moet ik gewoon wegdrukken want heeft geen antwoord). Voor mijn familie, vrienden, voor de mensen die ik elke dag tegenkom. “If you want to change the world, go home and love your family”, is een quote die ik jaren geleden las en altijd bleef hangen. De grootste impact zit in de liefde die je deelt in de kleine kring om je heen. Het plastic dat je opruimt op je wandelingetje naar de supermarkt, de liefde voor natuur die je deelt met je kinderen, het kaartje dat je stuurt naar je tante. En de grote verandering zit misschien in het inzicht dat het anders moet, misschien een keer het meedoen aan een demonstratie, de kritische blik.

    Dus de knop is weer om. De verwerkingstijd van een paar weken na het lezen van een boek is weer verstreken, haha. Oja, ik mag goed en gezond eten. Oja, ik mag geld uitgeven aan comfort. Oja, ik mag echt heus wel een keer naar Canada vliegen om mijn familie te zien (toch? Die vind ik nog moeilijk haha). Het voelt soms zwak om dan maar te kiezen voor vervuilend gemak, maar wat is het alternatief? Afzien? Depressie? Lamlendig janken in de tent omdat ik voedingsstoffen tekort kom?

    Fuck wat is het moeilijk, maar ik heb net een tas vol dadels, avocado, havermout, pasta, yoghurt, kaas, chocola, mandarijnen en ga zo maar door gekocht want één ding is zeker: als ik wil blijven fietsen moet ik eten.

    Xx ❤️

  • I freakin’ made it!

    I freakin’ made it!

    De beste warme chocolademelk (van de wereld? De UK?) met twee shots espresso: de mountain mocha. Ik mag er vier bonbons bij uitkiezen. Vervolgens drapeer ik me aan een tafeltje binnen, want die felle zon trek ik niet meer.

    I made it. I freaking made it! Ik ben eindelijk aan de Noordkust, waar onder scherpe kliffen de lichtblauwe zee over wit zand buldert. De laatste twee weken stonden eigenlijk vooral in het teken van het bereiken van deze plek. Waarom weet ik niet, ik hou juist van het zwerverselement en niet van het doorbeuken. Maar misschien omdat ik een beetje opzag tegen de Hooglanden en er in eerste instantie helemaal niet van plan was naartoe te gaan. Eenmaal dichterbij het punt dat ik de definitieve keuze moest maken werd ik een beetje bang. Voor leegte, voor zware heuvels, voor het onbekende. Maar ik deed het toch, want ik had het routeboekje nu eenmaal mee en tsja, iedereen zei dat het mooi was.

    De glimmende autootjes rechts is de camping

    Lekker doorfietsen geeft ook een goed gevoel, maar het is zwaar. Opstaan, koffie zetten, inpakken, fietsen, kampeerplek vinden, eten, slapen. En tussendoor heel veel lezen. Het is hier ontzettend heuvelachtig en meerdere keren per dag duw ik mijn fiets lopend omhoog. Het is warm en in de zon voelen mijn spieren slap aan, wat de motivatie aanzienlijk doet kelderen. De bergen daarentegen zijn prachtig en ik geniet enorm van de wind door mijn haren en oeroude landschappen.

    Leeg is het hier in ieder geval niet. Ik fiets de NC500, een beroemde panoramische autoroute door Noord-Schotland. De auto’s, campers en busjes razen de hele dag langs me heen en naarmate de dag vordert en mijn moeheid toeneemt word ik er ook agressiever van. Soms roep ik keihard naar niemand in het bijzonder: ‘IK HAAAAAAAT DIE KUTAUTO’S!’ en zweer ik moeder aarde dat ik nooit meer in zo’n fucking vervuilend, lelijk en lawaaierig gedrocht zal rijden.

    Het is ook lastig qua kampeerplekken, want het liefst pak ik die langs de route. De smallere wegen zijn ’s avonds en ’s nachts heel stil, maar van de week stond ik op een waanzinnige plek – pal naast de weg. Ik dacht dat ik gek werd van het aanzwellende geluid, het gekleng van het veerooster, en vervolgens het harde voorbijrazen. Ik hoorde ze nog tot ver in het dal en soms leek het net alsof ze omkeerden en terugreden, maar zat er gewoon een bocht in de weg of stonden er net geen bomen op een plek om het geluid te weerkaatsen.

    Toch heeft deze route ook z’n voordelen. Het toerisme neemt toe en daarmee ook de Nederlanders, wat ik eigenlijk wel gezellig vind. Ik hou toch wel van ons volkje, het lompe ‘HELLOW’, de fluoriserende fietsjassen, de frisse spijkerbroeken en blije hoofden als je in het Nederlands terugpraat.

    De prachtige kampeerplek naast de weg

    Ik kwam in een fietserspeleton terecht toen ik vanuit Ullapool tegen vieren eindelijk op de fiets stapte – ik had weer eens een leuk koffietentje ontdekt. Een club van twaalf Celtic aanhangers (voetbalclub in Glasgow) die een weekje fietsten terwijl hun bagage vervoerd werd. Er zat ook een Nederlander bij en happend naar adem van het omhoog fietsen probeerden we een gesprek te voeren. Een Schotse man van de groep ging altijd een uur eerder weg omdat hij wat rustiger fietst, inmiddels hadden ze hem ingehaald. Ik bleef met hem fietsen ver achter de groep en zonder het te benoemen fietsten we de 40 kilometer daarna samen. Wijzend naar mooie bergen, vliegende koekoeken en chips etend in de berm. Toen was ik toe aan pauze en aan een tentplek, hij ging door naar zijn hotel. De dag erna ging me minder makkelijk af. Ik realiseerde me dat bergop fietsen een stuk makkelijker is met gezelschap, omdat je minder snel opgeeft en mentale afleiding hebt. Aan de andere kant kan ik beter genieten van het landschap als ik alleen ben. En dat is me toch ff net wat meer waard (hoewel: afwisseling is key natuurlijk).

    Op een smal weggetje werd ik ingehaald door een zwarte cabrio Porsche met twee kakkers erin. Rakelings scheerden ze zich langs mij heen en ik wist meteen dat het geen Britten waren, die doen altijd veel te voorzichtig. Het waren Nederlanders, gevolgd door een Britse auto die toeterde. Terwijl beide auto’s daarop in de berm voor mij parkeerden vroeg ik me af wat er gaande was en ik zag: politie! Vol genoegdoening fietste ik de zure gezichten van de mannen voorbij en riep lachend: popoooo’s! Ik had nog een paar kilometer te gaan naar de Noordkust, had tegenwind, was kapot en chagerijnig. Maar deze gebeurtenis deed me in een hysterische lachbui raken waarbij de tranen me over de wangen liepen. Ze hadden een boete gekregen voor te hard rijden, maar ze leken er niet al te veel van onder de indruk want tien minuten later werd ik weer ingehaald en riepen ze me lachend na. Toch leuk om landgenoten tegen te komen.

    M’n Schotse fietsmattie

    En nu ben ik er, in het Noorden. Ik kan weer rusten, het gevaar op midgesplagen neemt af naarmate ik Oostelijker kom en ik hoef mezelf niet meer aan mezelf te bewijzen. Ik ben zo blij dat ik deze route gekozen heb! Het geeft gewoon enorme voldoening HEEL Schotland te befietsen, hoe zwaar ook. Met de dag voel ik me meer verbonden met het landschap en voel ik al voortijdige heimwee dat ik hier ooit weg zal gaan. De zee, de schapen, de meeuwen, de gaspeldoorn, de frisse waterbeekjes, het vrij wildkamperen, de heerlijke koffietentjes, de rotspieken, de mede-buitenmensen overal. Fietsen is soms klote, zwaar, gezeik, alleen, saai, maar het blijft gewoon het geniaalste ooit.

    Nu blijf ik lekker weer een paar nachtjes op de camping. Er is een apart veldje voor trekkers dus geen risico op lelijke campers naast m’n bek. De douches zijn top, het paradijselijke strand ligt op 1 minuut lopen, de Spar ligt vol biologische dingen. En elke ochtend aan de chocoladebonbons met een mountain mocha in het enige café hier heb ik ook wel verdiend toch? En dan: naar de Orkneys? Of afdalen naar Inverness? De tijd zal het leren.

    Xxxx

  • De taal van vogels

    De taal van vogels

    Ik werd vroeg wakker van een scherpe jeuk onder mijn oksel en hoewel half slapend wist ik: TEEK. De afgelopen dagen liepen ze continu over mijn voeten, handen, benen, overal. De kleine motherfuckers. Inmiddels reizen ze met me mee in mijn sjaal, op mijn tent, en waarschijnlijk ook in mijn haar en onderbroeken. Wegvegen heeft geen nut, dan zitten ze op je hand, dus of eruit trekken of wegschieten. Klittenbandinsectjes, er is geen ontkomen aan. Dus probeer ik er maar relaxt over te doen.

    Mijn mede-wildkampeerders die in de auto sliepen vonden terwijl ik de teek met behulp van een spiegeltje eruit trok, half zes een goede tijd om wakker te worden, tachtig keer de autodeuren dicht te slaan en heel hard te hoesten en praten.  Ik probeerde nog met oordoppen in wat uurtjes te pakken, maar mijn zenuwstelsel stond op overgevoelig en zag elk kriebeltje aan voor een teek. Slapen ging niet meer lukken.

    De ochtend was aangenaam en omdat ik op een openbare parkeerplaats stond naast een arboretum (bomenpark) vond ik het sowieso wel een prettig idee mijn tent op tijd in te pakken. De rest van de ochtend genoot ik van mijn kopjes koffie, aangelengd met melk die ik de avond ervoor in de stromende rivier had gelegd ter koeling, en van de coniferengeur die het zachte meiwindje met zich meebracht. Een mereltje hopte om me heen met krioelende wormpjes in zijn snavel en ik las verder in deel twee van De Reiziger (Outlander).

    Het bos is zo prachtig in de lente. Vooral van de beuken met hun felgroene blaadjes met zachte witte haartjes geniet ik enorm. Ik kwam de afgelopen week nog langs een groot tuinenpark met exotische planten, en aangezien ik plantengek ben overwoog ik er 15 quid voor neer te leggen. Maar toen bedacht ik me dat ik net zo blij word van de gaspeldoorn en kleine berkjes langs de weg en fietste ik maar weer door. Toch ging mijn hart wel sneller kloppen van dit arboretum. Met mijn schriftje en pen in de hand, een af een toe luide ‘what the fack?!’ bij het zien van een enorme mammoetboom, struinde ik door dit park waar verder geen mens te zien was. En aangezien ik toch moe was van vijf lange fietsdagen en van diezelfde dag een klim van tien kilometer in de brandende zon, vond ik de parkeerplaats ernaast perfect voor mijn tentje. De prachtige waterval voorzag me van een frisse duik en ijskoud water, een betere plek kun je je niet wensen.

    Of misschien toch wel, want de nacht ervóór stond ik op een grasveldje onder lariksbomen aan een stil strandje. Daar zwom ik in de zee en las ik mijn boek in de avondzon, met uitzicht op de oneindige verte. Ik sliep zonder ook maar een auto of mens te horen, terwijl ik toch dichtbij de weg stond. Een verlaten plek, die ik bij stom toeval had gevonden. Ik had al zestig kilometer gefietst en veel potentiële plekjes gepasseerd omdat ze het even nét niet waren. Teveel in het struikgewas, te moeilijk bereikbaar met de fiets, teveel mensen, te dichtbij de weg. Ik was moe en besloot: ik ga nog één bocht om en als daar geen goeie plek is keer ik terug naar eentje vijf kilometer terug. Om de bocht was een plek, en lang stond ik er te dubben. Dichtbij de weg. Middenin de wind. Maar opzich wel een prima grasveldje.

    ‘Nee!’, zei ik hardop. Mijn regel is: ik ga net zo lang door tot ik de perfecte plek heb, of totdat ik móet stoppen omdat ik te moe ben of het donker word. En ik heb nog wel energie, dus ik ga gewoon door. Mijn kampeerplekken staan niet alleen in dienst van de fietstocht, ik doe het ook om het kamperen zélf. Lekker lange ochtenden in de natuur doorbrengen, of genieten van mijn decafé bakkie in de avond: het kan alleen als ik me relaxt voel op de plek.

    Dus toch door, teruggaan slaat nergens op. Daar doen we niet aan. En jahoor, twee minuten verder daalde de weg naar een klein bosje aan het strand. Uit de wind, een platte plek, geweldig. Een vrouw op blote voeten en zonder tanden vertelde me dat mensen er wel vaker staan en dat ik er lekker van moest genieten. De volgende ochtend zou ze er weer zijn met haar kleinzoon die ging zwemmen, vertelde ze. Aangemoedigd door zijn dapperheid waagde ik zelf ook een duik. Met blote borsten in de warme zon dook ik kopje onder en het was fantastisch. Dit is leven.

    Intussen vordert de reis naar het Noorden lekker. Parallel aan mijn route, meer het binnenland in, loopt ook de Cape Wrath trail (hike) die ik ooit met Zora zou doen. Maar toen hadden we toch geen kracht voor natte voeten en voedselpakketjes vooruit sturen en gingen we naar Wales. Dat was ook leuk.

    Op een eenvoudige communitycamping die op donatie werkt, heel fijn, raakte ik in gesprek met een blije man met op zijn busje ‘Thistle Trekkings’. Samen met een collega begeleidde hij een groep wandelaars op de Cape Wrath trail. Deze week reed hij het busje met iedereens bagage van plek naar plek en wandelde zijn collega met de groep, volgende week doen ze het andersom. Ik ben hem nu al drie dagen achter elkaar tegengekomen, hij hangt overdag wat rond in de bergen en doet wat wandelingetjes en rijdt mij dan weer voorbij op weg naar de volgende plek. Elke keer weer lachen en even kletsen, elke keer heeft hij weer nieuwe tips. ‘Oh als je de andere ingang neemt bij de watervallen kun je er gratis heen’. ‘Bij Cape Wrath zit een leuke bothy (leegstaand hutje waarin je kan overnachten), moet je heen!’. ‘Je kunt ook wel op boerenland kamperen hoor, als er maar geen vee loopt’. Ik hoop dat ik hem in Cape Wrath tegenkom, het eindpunt van zijn route en het meest Noordelijke punt van mijne. Dan doen we een biertje (weet hij nog niet).

    Begin deze week was ik ook nog op het beroemde eiland Skye, waar ik twee nachtjes in een hostel bleef. Hostels zijn prijzig maar leuk, omdat je er lekker onder de mensen bent en een keuken vol met apparatuur hebt. Het begint een traditie van me te worden om brandnetelsoep te maken als ik in een hostel ben, dus dat deed ik deze keer ook, onder luid geklets van verschillende groepen Fransen. Hoewel ze de neiging hebben meteen op Frans over te gaan bij het zien van landgenoten, kon ik me toch nog een beetje mengen in de groep en speelden we een paar potjes pool waar ik opeens heel goed in ben (beginnersgeluk).

    Skye zelf ben ik toch niet gaan bewonderen. Heel Schotland is mooi, en ik wilde naar het Noorden. Ik heb zin om dat hoogste punt te bereiken! Bovendien was het hondsdruk op Skye en werd ik continu de berm ingebonjourd door alle campervans, dus was ik snel weer van het eiland af. Dat doe ik een andere keer wel, met de auto ofzo.

    Tijdens het fietsen zit ik vaak hardop tegen mezelf te praten, liedjes te zingen,  me te ergeren aan alle spierkracht die ik nodig heb voor een berg, maar inmiddels ook mijn nieuwe hobby uit te oefenen: luisteren naar vogels. De eerste nacht op Skye verbleef ik in een community die ik bij toeval op Google Maps had gevonden. Een prachtig bos met permacultuur tuin, maar momenteel was alleen de eigenaar aanwezig. Na covid en Brexit waren veel bewoners terug naar hun EU-land vertrokken en inmiddels voelde hij er weer voor om langzaam de community op te bouwen. Een beetje verrast door het feit dat het just him was en nog even wennend aan zijn manier van doen, bracht ik de avond met hem door aan het kampvuur. Even wist ik niet of ik wel veilig was, was hij te vertrouwen? Maar ik zette mijn tentje toch maar op in het bos en een kwetterend roodborstje vertelde me dat het allemaal wel goed zou komen.

    Hoewel een beetje eigenaardig, wellicht door kluizenaarschap en neurodivergentie (zegt hij zelf), had hij toch een boeiend levensverhaal en deelden we onze ervaringen over het leven in de natuur. Hij wees me daarbij op de rol van het luisteren naar vogels, omdat deze je van alles kunnen vertellen over wat er gebeurt in een bos. Ik weet wel redelijk de basics van vogels, vooral hun uiterlijkheden, maar van alle verschillende geluidjes weet ik weinig. Meestal geef ik het bij voorbaat al op, omdat ik dan zoveel gekwetter hoor dat op elkaar lijkt en ik geen idee heb waar ik moet beginnen.

    Maar zijn benadering bracht me op een nieuw spoor. Het gaat niet zozeer om elk geluidje een naam kunnen geven, maar meer om er gevoel voor te krijgen. Hetzelfde heb ik met planten: pas als ik een plant vele keren heb gezien, begin te zien hoe hij zich onderscheidt van vergelijkbare planten, en de verschillende stadia ervan begin in te zien, zoek ik de naam op. Die vergeet ik dan nooit meer. Maar de naam is ook ondergeschikt aan de herkenning. Continu observeren, dat is de sleutel van de taal van de natuur leren spreken. En daarmee ben ik nu ook begonnen met vogels. Het neemt een hoop frustratie weg, ik hoef de geluidjes niet te labelen. Met nieuwsgierigheid probeer ik ze gewoon van elkaar te onderscheiden en te denken, ‘hee, was dit nou ook het deuntje wat ik gister de hele tijd bij mijn tent hoorde?’. ‘Hee, hij wijkt opeens af van zijn melodietje’. ‘Hee, deze vogel blijft non-stop in deze boom fluiten en elk ander vogeltje is er maar heel eventjes, hij zal wel de baas zijn hier!’. ‘Hee, ik ben hier middenin het bos en toch hoor ik geen vogel, zouden ze verder weg van de bulderende rivier zitten zodat ze elkaar – en eventuele gevaren – beter kunnen horen?’. Observeren is leren, een van de redenen dat ik continu buiten wil zijn.

    Nu blijf ik even in Ullapool, even een dagje rust voor mijn kuiten, knieën, en algehele lijf. Een lelijke camping waar ik weer voor moet betalen, het voelt krom als je kijkt naar alle prachtige wildkampeerplekken die er zijn. Maar hiermee heb ik even het gemak van mijn tent laten staan, elektriciteit en een supermarkt om de hoek.

    Liefs!

    P.s. De landschappen hier zijn waanzinnig, ongelofelijk, afschuwelijk mooi

    P.p.s. Ik heb nog van alles beleefd en bergwandelingen gemaakt en mensen ontmoet, maar ik hou het ff tot de kern hier.

  • Tot nooit, Fort William

    Tot nooit, Fort William

    Het is zo verleidelijk om te blijven. Om dingen niét te doen. Om het oude te behouden. Het voelt zo comfortabel, en beweging voelt oncomfortabel. Het onbekende, bah, griezelig. En zo sliep ik vijf nachten op de camping bij Tobermory. Niet alleen uit angst hoor, ook gewoon omdat het er ontzettend fijn was. Ik zou er zo weer terug gaan! De Française was twee nachtjes gebleven voor het muziekfestival en we genoten daar volop van. Biertjes in de zon, wandelingen door het bos, koffietjes halen bij ons favoriete tentje. Toen zij weg was genoot ik net zo hard van dat ritme, zelfde koffietentje, op hetzelfde bankje opdrinken met uitzicht over de haven en gekleurde huisjes. Naar een museumpje, her en der wildplukken (altijd). Heerlijk gemoedelijke dagen en ik kon er geen genoeg van krijgen.

    Ik zou natuurlijk voor altijd kunnen blijven, maar was dat echt wat ik wilde? Ik bleef maar twijfelen over het vervolg van de route, helemaal naar Noord-Schotland of afbuigen richting Inverness. Het Noorden voelde eng. Leeg, boomloos, mensloos, ver weg, veel heuvels. Ergens wilde ik er wel heen maar zag ik er gewoon erg tegenop, de grootsheid van de afstanden en de onbekendheid van hoe het zou gaan zijn, en dat verlamde me. Maar ik móest weer een keer die drempel over en met een misselijk gevoel en onder live Whatsapp-support van Zora pakte ik op een zonnige ochtend mijn spullen in. Natuurlijk moest ik nog een keer koffie halen bij dat geweldige tentje en een bloemkool-bhaji (soort pasty, echt goddelijk) en zat ik nog een laatste keer in de bloedhete zon in de haven van Tobermory. Pas na het middaguur pakte ik de ferry, terug naar het vasteland. ENG! En ik had nog nooit zo weinig zin gehad.

    De eerste heuvels dienden zich gelijk al aan in een soort Texas-achtig gebied. Droge bruine heuvels, megastallen en een brandende zon, maar die heuvels kwam ik eigenlijk best goed op. En dat is het heerlijke van fietsen: die endorfinekick van het bewegen en de adrenalinekick van het keihard de berg afracen. En wat is het, oxytocine misschien, bij het zien van de WAANZINNIGE landschappen. Het blijft te bizar, maar het is gewoon overal mooi hier. Overal!

    Zora had al gezegd: ‘als je weer op de fiets zit, vind je het weer top. Mark my words’. En gelijk had ze, naarmate de uren verstreken werd ik gelukkiger. Qua wildpluk had ik wat minder geluk die dag, dus toen ik een tuin zag vol met zevenblad dacht ik dat ik dat vast wel even mocht plukken net buiten het hek. Nieuwsgierig (of verontwaardigd?) kwam toch de eigenaresse naar buiten en vroeg wat ik dan deed met zevenblad en zo stonden we een tijdje te ouwehoeren. Gezellig, volgende keer bel ik wel even aan voordat ik ga plukken, haha!

    Er zijn zoveel goede kampeerplekjes in Schotland, dat je echt kieskeurig kunt zijn. Dus reed ik aan heel veel optionele plekjes voorbij, die allemaal net niet aan mijn voorwaardenlijstje voldeden:

    -absurd mooi uitzicht
    -redelijke afstand tot de weg
    -platte grond
    -uit de wind
    -aan het water (want wassen en zwemmen)
    -makkelijk te bereiken met fiets
    -een bankje of picknickbank

    Eigenlijk vind ik altijd wel weer een goede plek. Soms ben ik bang dat ik aan de beste mogelijkheid van die dag voorbij rijd, maar het wordt altijd beter is gebleken. Die avond zat ik rond het kampvuur met medewerkers van de lokale whiskeydistilleerderij nadat ik een duik had genomen in de ijskoude zee. Een parkeerplaatsje, met prachtig grasveldje, een picknickbank en aan zee. Ik kreeg een koud 0.0  biertje van de vanlifers die er ook stonden (Youtube: Ardview Vanlife) en ’s avonds kwam er nog een snorkelaar langs om scallops te zoeken (soort grote mossels) en bekeek ik hoe hij al zwemmend werd achtervolgd door twee zeehonden.

    Wat me de drempel over hielp om weer te gaan fietsen was het plan om naar Inverness af te buigen in plaats van naar het Grote Onbekende Noorden te gaan. Die splitsing zou pas later komen, maar toen ik eenmaal weer op de fiets zat  klonken beide opties eigenlijk wel weer goed. De whiskeybrouwers vertelden me rond het kampvuur hoe waanzinnig het in het Noorden zou zijn en toen ik mijn angst uitsprak zei de Zweedse vrouw van het gezelschap: ‘it’s more desolated here than there’. Dus toen ik de volgende – wederom zonnige – dag weer heerlijk blij op mijn fietsje zat twijfelde ik geen seconde bij de splitsing. Noch noorderwind, noch steile heuvels, noch midges, noch mijn angstige stemmetje konden me tegenhouden. HIGHLANDS HERE I COME! Heb wel even een hoofdnetje aangeschaft want de midges (kleine terrormugjes) beginnen al te komen.

    Tot nooit, Fort William

    Die dag had ik de smaak sowieso goed te pakken en ik knalde zo zestig kilometers heuvel op en af, in de warme zon. Bij elke volgende klim in de verte zei ik tegen niemand in het bijzonder: ‘nee, ik vertik het! Mij krijg je die berg niet op!’. Maar toch deed ik het (beetje Toon Tellegen gevoel bij). Bergen lijken sowieso van een afstandje altijd heftiger dan tijdens de klim zelf. Uit de verte zie je alleen hoeveel hoogtemeters het zijn, zonder de afstand te zien. Soms lijkt een berg ziek heftig, maar heb ik ter plekke niet eens door dat ik stijg. Een beetje metaforisch voor deze week: als je alleen naar het geheel/eindpunt kijkt kan het zwaarder lijken dan het daadwerkelijk is.

    Misschien was ik wel ietwat overmoedig, want mijn knie begon een beetje pijn te doen. Dus ik beloofde mezelf de heftige heuvels iets vaker lopend te doen in plaats van mijn lichaam naar de gedver te helpen. Ik denk steeds weer als ik fiets: ‘Poi, fietsen is LEVEN’ en dus hoop ik het nog heeeeel lang en vaak te kunnen doen.

    Nu wacht ik op de ferry naar Skye. Waar iedereen lyrisch over doet dus het zal wel mooi zijn. Ik had geen zin in toerisme, maar het toerisme is Schotland is leuk. Allemaal backpackers, hikers, vanlifers, natuurliefhebbers. ZIN IN!

    Toch maar weer ff m’n helmpie op op een 80-weg

    Xx!

  • Schotland’s beste boyband

    Schotland’s beste boyband

    Ten westen van me, waar de rode zon achter de heuvel verdween, hoor ik het ruisen van de zee. Ten oosten, waar de bergkam begint, de bosuil met zijn herkenbare roep. Noordelijk van me, op twee meter afstand, zet een bebaarde jongeman uit York zijn tentje op. Zuidelijk kletsen drie vriendelijke mannen van middelbare leeftijd die hun jaarlijke kampeertraditie van vóór covid weer hebben opgepakt op zachte toon met elkaar. Mijn handen voelen koud nu de heldere nacht haar intrede doet, en ik ruik de rook van de kampvuurtjes van andere gasten terwijl ik in mijn slaapzak lig. Een prachtige kampeeravond.

    Het fietsleven in Schotland contrasteert enorm met mijn tocht door Zuid-Europa zes jaar terug waar kou, alleen zijn, en monotone landschappen het grootste deel van mijn reis besloegen. Soms kan ik de overvloed aan fijne dingen op deze reis bijna niet verwerken. De zon schijnt al een week, ik kom elke dag leuke mensen tegen, er is altijd wel een fantastische kampeerplek, het uitzicht overtreft na elke bocht alle verwachtingen, en mijn fietstocht wordt altijd wel weer onderbroken door één of andere bijzonderheid. Zo kwam ik langs mijn tante waar ik een week bleef plakken, werkte ik tweeënhalve week op een smallholding aan zee, en ben ik nu na een week fietsen terechtgekomen in een Schots muziekfestival op het eiland Mull. Ik had geen idee.

    Mijn fietsenmaker, die volgens mij een beetje stoned was maar mijn fiets wel kneiterlekker heeft gefixt, wees me erop. Hij zou me appen als hij ook ging, wat me wel weer grappig leek want ik zeg altijd: ik hou van alleen zijn, behalve op feestjes. Nu is een 60-jarige stonede man niet per se mijn eerste keuze qua gezelschap, dus appte ik mijn nieuwe Franse vriendin van de smallholding of ze zin had in een weekendtripje. Zij werkt nog een paar weken op de boerderij, maar is in het weekend vrij en had wel zin in bier en muziek!

    Maar eerst had ik nog een paar dagen fietsen voor de boeg. Vanaf Oban, waar ik in het hostel zat terwijl mijn fiets gerepareerd werd, had ik meerdere opties qua route. De dagen ervoor zat ik continu te wikken en te wegen wat ik ging doen, maar ik wist ook: ik weet wel wat ik wil als ik uit Oban vertrek. En ik had zin in de ferry naar Mull toen ik wakker werd, meer dan de trip naar het beroemde Fort Willam waar ik al een keer geweest ben (maar waar ook de hoogste piek van de UK is die ik wilde beklimmen). Vanaf de ferry was het anderhalve dag fietsen naar het bekende eilandje Iona en ik had zin in een paar lekkere intense fietsdagen. Zestig kilometer die dag, berg op en af, met tegenwind en al, tot ik een wildkampeerplekje zou zien.

    Waar menig mens me al voor had gewaarschuwd waren de campervans op dit eiland, maar überhaupt in de Schotse Hooglanden. Vanwege de eenbaanswegen betekende dat continu de berm in, of een tegenliggende auto die soms al honderden meters van tevoren op een ‘passing place’ wachtte tot ik voorbij was. Erg lief, maar irritant als je berg op aan het zwoegen bent met een pottenkijker en tijdsdruk. De mensen zijn hier erg voorzichtig met fietsers passeren en er is kort geleden een nieuwe wet ingegaan: je moet twee meter afstand houden van de fietser! Superveilig, maar aan het eind van de dag was ik het helemaal zat met al die vans. Gelukkig had ik een paadje op de kaart gezien die naar een afgelegen strand leidde. Het was zeven uur toen ik daar aan kwam, maar het was de perfecte kampeerplek. Stilte, weidsheid, een prachtige zee en ’s ochtends mijn koffietje drinken in de volle zon.

    Iona was een minder groot succes. Het is een heel klein eilandje wat beroemd is vanwege de start van het Christendom wat daar plaatsvond (ofzo, is niet helemaal mijn interessegebied, ik kom er gewoon voor de vibe 😂). De man van de smallholding had me getipt daar te kamperen, omdat het eiland zo magisch zou zijn als alle toeristen weg waren. Vanaf mijn wildkampeerplek was het een klein stukje naar de boot, dus ik had de hele middag om het eiland te verkennen en een mooi veldje voor mijn tent te vinden. Ik fantaseerde al over een wild strand waar ik de hele middag in de zon mijn boek kon lezen en een lekkere lunch kon maken. Maar het pakte anders uit.

    Op de kaart zag ik behalve de twee korte hoofdwegen op het eiland allemaal wandelpaden waar ik mijn hoop op had gevestigd, maar die bleken onmogelijk bereikbaar met de fiets. Een local vertelde me bovendien dat ik me wel goed moest verstoppen omdat de mensen van de plaatselijke camping de wildkampeerders niet dulden (ondanks dat het legaal is). Dus toen ik een ander strand verkende dat helemaal open en bloot lag, besloot ik toch maar mijn fiets zo’n onbegaanbaar pad op te duwen. Dikke keien, stijl omhoog, het was ongeveer onmogelijk behalve voor Simone van Dijk. Halverwege besloot ik te voet verder te gaan ter verkenning, en het werd alleen nog maar rotsachtiger en daarmee onmogelijker. Ik was chagerijnig en moe. De hele dag al was ik in plaats van lekker van het eiland genieten bezig met een slaapplek vinden en die leek niet te slagen. Omdat ik de camping stom vond vanwege hun anti-wildkampeer-beleid (er hingen op plekken ook bordjes ván die camping met ‘verboden te wildkamperen’, echt triest) en hun camping ook lelijk (grasveld met saai uitzicht middenin de wind) besloot ik het eiland maar weer te verlaten. Er was een camping in de buurt van de boot op Mull en die besloot ik dan maar te pakken. Veel camperbusjes en wind, grote open leegte door gebrek aan bomen en overschot aan schapen: ik was klaar met de dag. Ik gooide al mijn spullen in m’n tentje en kookte m’n maaltje, niet van plan met iemand te praten. En dat was prima.

    Soms heb ik zin in zwerversdagen, en soms in sportieve dagen. Zwerversdagen bestaan uit rustig opstaan, bakkie doen, boekje lezen, zwemmen, stukkie fietsen, wildplukken, leuk plekje vinden, kampje bouwen, en daar dan nog wat rondhangen, koken, en wandelen. Op sportieve dagen daarentegen is het eerste wat ik doe mijn spullen inpakken, maak ik even snel een ontbijtje en is het doel van de dag kilometers maken. Op die dagen is een camping fijn, want dan ben ik aan het eind van de dag erg moe. De dag na Iona was zo’n sportieve dag. Ik wilde zeventig kilometer fietsen en dat is voor mij best veel in combinatie met wind, zware tassen, en pittige heuvels. Maar het geeft ook een heerlijk gevoel aan het eind van de dag jezelf nog tien kilometer te pushen door te gaan, omdat daar de camping ligt. Om half 8 kwam ik op een simpel terreintje met uitzicht op een prachtige berg.

    Onderweg kwam ik nog een vogelaar tegen die het nest van een zeearend in de gaten hield. Terwijl we stonden te kletsen kwam het mannetje terug naar het nest en konden we de twee beesten supergoed bekijken door zijn megalens. Als kers op de taart besloot het mannetje over ons heen te vliegen, echt een magisch moment! Hij zei dat hij soms wel drie uur stond te wachten op een dergelijk moment en dat ik veel geluk had (zo voelde dat ook!).

    De dag erna was bedoeld een sportieve dag te zijn, omdat mijn Franse vriendin misschien die avond al in het stadje van het festival zou zijn wat voor mij nog vijftig kilometer was. Maar de zon scheen en mijn uitzicht bij de tent was zo heerlijk dat ik er de hele ochtend lekker bleef hangen met mijn koffietje en boek. In Oban had ik bovendien een lap stof gekocht bij de kringloopwinkel om zakjes van te naaien. De biologische winkel daar had van die enorme papieren zakken met granen, havermout en meel waarmee je je eigen zakjes kon vullen, en dat wilde ik heel graag. Diezelfde avond zat ik in het hostel met die ‘enge’ Franse vrouw van 55 (die eigenlijk heel cool en lief was maar gewoon een beetje gek) met de hand zakjes te naaien terwijl onze andere kamergenoot – een 76-jarige vrouw uit Alaska die net de West Highland way had gelopen en elk jaar lekker een lange solotrip maakt omdat ze daar blij van wordt – geïntegreerd zat toe te kijken. Drie vrouwen alleen op reis, drie verschillende generaties. Het was heel bekrachtigend om de avonden met hun door te brengen en reisverhalen te delen (de Franse vrouw gaat zo’n twee keer per jaar naar Schotland omdat ze er zo verliefd op is, en niemand van haar vrienden snapt het of voelt er hetzelfde voor dus ze gaat lekker alleen).

    Terwijl ik dat laatste zakje naaide in de zon, voor mijn tent, tikte de tijd voorbij en stapte ik helemaal opgewarmd op de fiets. Maar mijn benen wilden niet. Moe van de vorige dag en slap door de zon was elke heuvel een crime en het was een ontzettend zware route. Gelukkig kreeg ik wel wat erkenning van automobilisten onderweg die hun raampje naar beneden draaiden en zich verwonderden over mijn prestatie (altijd lekker). Op een heuvel kwam ik ook nog een Duitse automobiliste tegen die ook lekker alleen aan het reizen was en we spraken over hoe fijn dat is hier in Schotland. Een broodbak met verse chocoladecroissantjes hielp me de volgende berg op, maar toen ik een klein campinkje aan zee zag vond ik het wel goed. Morgen de laatste twintig kilometer.

    Na een week regen stapte ik vrijdag vroeg op de fiets en ontmoette ik mijn Franse vriendin compleet doorweekt op de volgende camping. Maar alles werd goedgemaakt door broodjes en koffie van een goddelijke bakkerij, een prachtige wandeling naar de lokale vuurtoren, en biertjes op het terras in de zon. In het stadje Tobermory, vanaf waar ik ook weer de boot zal nemen naar het vasteland, zijn verspreid over verschillende hotels en bars Schotse bands te horen. In de ene kroeg speelde een vent op accordeon en met een rauwe stem de geniaalste melodieën, en in een poepchique hotel met waanzinnig uitzicht luisterden we onder het genot van cocktails naar Schotland’s beste boyband (vond ik persoonlijk). We aten vegan fish en chips op de pier in het licht van de ondergaande zon terwijl een trio van gitaar, viool en zang ons van achtergrondmuziek voorzag. Een heerlijke afsluiter van een mooie, zonnige week op het eiland Mull. Ijskoud lagen we daarna te bibberen in ons tentje en volgende week veel regen voorspeld. Stay tuned ❤️

    Xx

  • Groene bermen eten

    Groene bermen eten

    Oh, de dagen dat de zon schijnt. Dat ik mijn tent droog ik kan pakken en in de warme ochtendstralen mijn bakkie koffie drink. Dat mijn kilometers elke vijf minuten worden onderbroken door de verse blaadjes die ik overal in de bermen zie en wil plukken. Dat ik lange lunchpauzes houd, liggend in het gras terwijl ik mijn boek lees. Dat mijn gezicht aan het einde van de dag vol sproeten zit. Op die dagen wil ik niets anders van het leven dan buiten zijn en fietsen. Deze woorden klonken door mijn hoofd terwijl ik daslook plukte aan de kant van een rustig weggetje:

    Dit is de enige manier waarop ik kan leven
    Het blijft gewoon een feit

    Zwerver voor altijd

    Rollen en lopen

    Twee dagen nadat ik op de fiets stap vanaf de boerderij waar ik tweeënhalve week heb gezeten moet ik de tocht alweer staken. Hoewel het weer prachtig is, de landschappen waanzinnig mooi (ik probeerde hier nieuwe termen voor te bedenken: Buitenstondig mooi! Uitdravend mooi! Grootsmachtig mooi!) is mijn fiets niet opeens gerepareerd na twee weken stilstand, wat ik nogal raar vind. Geintje, ik heb er eens met de man van het busje naar gekeken die mechanicus is en de conclusie was: nieuwe trapas, nieuwe ketting, nieuw tandwiel voor. Ik kon het bestellen en hij erop zetten, maar toen ik genoeg motivatie had verzameld om m’n trappers eraf te schroeven bleek ik een speciaal gereedschap nodig te hebben. En toen had ik er al geen zin meer in en werd het ook te laat om nog te bestellen. Wat dom was, want het probleem werd erger bij vertrek dan het bij aankomst was. Mijn ketting vloog er al bij een beetje druk af, oftewel: elke lichte glooiing in het landschap moest ik de afgelopen 120 kilometer lopend op. Wat een pret.

    Een oefening in traagheid, noemde ik het. Zolang mijn fiets kan rollen is er geen écht probleem, want ik kom nog steeds vooruit. Maar echt fietsen heb ik niet gedaan: berg af rollen en berg op lopen (en bergen waren er!). ‘Je hebt geen haast, meissie’, sprak ik mezelf bemoedigend toe als ik wéér af moest stappen. En van de gelegenheid gebruikmakend plukte ik dan ook maar mijn avondmaaltje bij elkaar uit de bermen, die in twee weken tijd opeens barstten van het groen.

    Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel

    Dit gezegde bestaat ook in het Frans en Engels, blijkt, maar dan zonder het tafelgedeelte. Die het juist een extra twist geeft vind ik: dansen is gezellig, maar op tafel is echt stóut. Met de Franse meid hadden we mijn laatste week op de boerderij het huis voor onszelf, omdat de hosts op reis gingen. De hele week ervoor hadden we al gekwijld op alle chocola die we in het weekend in de stad zouden kopen en ik had zelfs een paniekdroom dat ik thuiskwam van boodschappen doen en de chocola was vergeten. Ohja, dit had ik al in mijn vorige blog verteld bedenk ik me nu, maar is toch het tweemaal noemen waard want gevroten hebben we! Inmiddels waren we al zo comfortabel in elkaars gezelschap dat scheten laten ook gewoon een publieke aangelegenheid werd net als bankhangen en laat opstaan. Halverwege de week kwam het vegan stelletje terug met hun busje en trof twee pubers aan die gelukkig wel gewoon netjes de vaat hadden bijgehouden en zelfs ook braaf aan het werk waren gegaan.

    Nog meer rododendron kappen, hout zagen, pitrus uitgraven, en met de kano de zee op om zeewier te plukken. Hilariteit als het dan keihard ging regenen. ’s Avonds kookten de meesterkoks een vegan maaltijd waar je u tegen zegt, dronken we appelcider of Guinness en hadden de slappe lach over hypothetische situaties of tijdens het spelen van Dixit (lievelingsspel, extra leuk als je als omschrijving één van de spelers doet en kijkt wat iedereen neerlegt).

    Maar ik werd ook lamlendig van het huisleven. Nu de katten van huis waren vond ik het moeilijk mezelf te motiveren en op vrije dagen was ik na breien, lezen, brandnetelsoep maken en wandelen ook wel weer klaar met de dag. Fietsen moet ik, dacht ik bij mezelf. Gewoon als doel vooruitkomen en ondertussen buiten zijn en je druk maken om wat je gaat eten en waar je gaat slapen. Dus toen vrijdag de zon scheen was ik maar wát blij om met al m’n spulletjes weer op pad te zijn! Op naar de Highlands, voordat daar de midgetplaag zal beginnen (kleine mugjes die echt in wolken op je af komen, ondragelijk om midzomer in de Highlands door te brengen). In het Oosten schijnt het minder een probleem te zijn, dus ik heb twee maanden de tijd om daar te arriveren.

    Dat gaat op dit loop-rol-tempo niet erg vlot, dus prioriteit is nu mijn fiets laten maken. Een eenmanszaakje in Oban wilde me na het weekend wel helpen, dus daar heb ik nu twee nachtjes in een hostel geboekt. Ik hou niet erg van de auto’s en toeristen en massaconsumptie van steden, maar ’t is even zo. Eerst m’n fietsje, dan de rest.

    Buitenleven

    Met het zonnige weer van de afgelopen dagen is het buitenleven echt een droom die uitkomt. Ik zou zo dágen door kunnen brengen zonder ook maar een binnenplek nodig te hebben. Wildkamperen gaat hier goed, er zijn in natuurgebieden vaak parkeerplaatsjes waar vanuit je wandelingen kunt maken en dat is de perfecte kampeerplek. Er staan vaak picknickbanken, er is vlak gras, het is in een natuurgebied, maar het is ook gewoon zichtbaar zodat je niet stiekem hoeft te doen. Het enige is dat het soms wat dichtbij de weg is, maar echt drukke wegen zijn dat meestal niet.

    Het kamperen op die parkeerplaatsjes is ook echt een oefening in vertrouwen, en ook een kwestie van een risicootje durven nemen. De kans dat ik word verkracht terwijl ik in mijn tent lig is nihil en ik heb mezelf een beetje aangeleerd wat agressiever te denken in plaats van de hulpeloze houding aan te nemen. De eerste avond lag ik tevreden in mijn tentje te lezen met de voortent open – aan het wandelpad want dat kwam even goed uit met de helling en de wind – en liep er een man vlak langs in joggingpak met zijn kleine pitbull hondje. Vanuit mijn tent zei ik hem gewoon goedendag, beetje random voelde het wel. Hij maakte nog een rondje en ik zei weer hallo en toen maakten we gewoon een praatje terwijl de hond aan mijn gezicht kwam snuffelen. Prima kerel en leuk gesprek, maar wel een gekke situatie haha! Later dacht ik nog: ja maar wat als hij nu besluit terug te keren en me wel wat aan te doen? Maar het heeft geen nut om dat scenario uit te denken. Ik moet er gewoon op vertrouwen dat hij een prima mens is, veel anders kan ik niet.

    Lente!

    Och, ik wil zoveel delen. Hoe schattig de lammetjes zijn, ook al vreet het overschot aan schapen hele landschappen kaal. Hoe de bomen opeens in blad staan, gewone esdoorn (hier: sycamore) en beuk als eerst. Hoe ziek ziek ziek ziek mooi de bergen zijn die het achtergrond decor vormen met hun sneeuwtoppen. Hoeveel zin ik heb de Noordelijke kust van Schotland te bereiken. Hoe lief tegenliggers in auto’s of op fietsen altijd zwaaien. Hoe heerlijk stromende rivieren vol keien zijn. Maar vooral: hoe het wildplukseizoen is begonnen.

    Ik heb twee plukzakjes: één voor theekruiden, en één voor groentes. Eigenlijk zou ik een derde nodig hebben voor salade, zodat ik brandnetels (even bakken of koken) en paardenbloemblad (kan prima rauw) niet met blote handen uit elkaar hoef te halen. Aangevuld met zelfgebakte chapatis in mijn minipannetje, met een laagje humus erop waar bovenop de groentes gaan heb ik nauwelijks verse boodschappen nodig. Of gevijzeld tot pesto met behulp van een steen uit een rivier, op een oatcake plus een plakje kaas heb ik de beste lunch ooit. Als dat niet natuurverbinding is weet ik het ook niet meer.

    Op de boerderij lag een boek van Julie Bruton-Seal ‘Hedgerow medicine’. Over alle kruiden die je in de berm kunt vinden en hoe je ze medicinaal kunt gebruiken. Ik heb het hele boek van A tot Z uitgelezen en leerde weer zoveel dingen, of haalde kennis op die ik weer was vergeten. Haar andere boeken lijken me ook geniaal en ik twijfel om ze in pdf te downloaden voor op mijn telefoon. Met de jaren leer ik zo steeds meer plantjes en kan ik vooral in dit seizoen mijn verse groentes zo uit de natuur halen.

    In de thee: paardenbloem, kleefkruid, framboosblad, brandnetel, braamblad, watermunt

    In de salade: paardenbloemblad, zeesla (wier), veldzuring, paardenbloem, gaspeldoornbloem, meidoornblad, waterkers (aangevuld met komkommer en pompoenpitjes)

    In de groentenmix of als pesto: paardenbloemblad, veldzuring, brandnetel, kleefkruid, zevenblad, daslook

    In de soep: brandnetel, veldzuring, daslook (aangevuld met aardappel, zout, tijm, scheutje havermelk)

    Je ne snurk pas

    Nu deel ik de naar zweet ruikende hostelkamer met twee wat oudere dames. Het hostel heeft een kleurrijke inrichting en behalve wij drie zitten er wat jongeren die hun onzekerheid compenseren met harde muziek en hipstermode, en een oudere man die de hele avond vanuit dezelfde stoel de anderen bekijkt, zoals oudere mannen ook wel kunnen doen in een bar met een biertje in hun hand. Ik heb wel respect voor zijn mindfulness (heb hem geen één keer op een telefoon ofzo zien kijken). Voor de Franse vrouw uit mijn kamer ben ik een beetje bang. Ze doet zo gemaakt opgewekt en maakt grappen die ik niet snap. Ze vroeg of wij snurkten en zei er toen heel lacherig achteraan dat zij dat ook niet deed, maar natuurlijk deed ze dat wel. De Amerikaanse vrouw van in de zeventig die net de West Highland Way in de regen heeft gelopen (!) en 14 kleinkinderen heeft (!) lag al vroeg op bed en ik sloot me daarbij aan en we kletsten wat. Toen de Franse binnenkwam leek het alsof we een soort onuitgesproken pact hadden: niet praten want dan zul je het krijgen.

    Het spijt me dat ik nu niet lekker in mijn tentje zit met dit weer! Het voordeel is wel dat ik hier een uitgebreide keuken heb met blender en pannen, dus gister maakte ik een heerlijke brandnetelsoep en vandaag wil ik paardenbloemenjam of -siroop gaan maken. Maar eerst de fiets.

    Kus! 😘